ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 4 zeiden reeds, dat zij sinds 1435 tot koor van de Grote Kerk hegft gediend. Dit zou geduurd hebben tot ongeveer na 1572. Men zou toen na de Troebelen weer een muur hebben op getrokken aan de oostkant van het transept der Grote Kerk, om dat koor uit de kerk te verwijderen. Het afgesloten koorgedeelte zou toen als z.g. Kleine Kerk, waarschijnlijk als hulpkerk, in dienst zijn genomen, waarvan de Schotten sinds 1614 de noordbeuk bezaten, die in 1613 door een muur werd afgescheiden van de rest van de kleine kerk. EEN geheel andere lezing van dit alles is te vinden in het zeer belangrijk artikel van F. Vermeulen, in zijn Bijdrage tot de bouwgeschiedenis van de Grote of Onze Lieve Vrouwekerk te Veere. 10) Uit oude kerkre keningen meent hij te hebben ontdekt, dat in 1542 en 1543 gewerkt moet zijn aan een nieuw koor voor de grote kerk, met omgang aan de oostzijde achter het transept (dus ongeveer op de plaats waar het oude koor was en waar nu de Kleine Kerk staat). Hieraan zouden in 1556 uitgebreide herstellingen zijn verricht en on geveer 1572 zou dit koor zijn gesloopt11), waarna men de oostzijde van het dwarspand geheel zou hebben dichtgemetseld om daar een driebeukige hallenkerk tegen aan te bouwen, de z.g. Kleine Kerk. Slechts door verder bron nenonderzoek en door ontgravingen en bo demonderzoek kan uitgemaakt worden welke hypothese de juiste is. 12) Terecht merkte Vermeulen op, dat in ieder geval in 1598 het veronderstelde, sinds 1542 gebouwde, nieuwe koor met omgang al weer verdwenen moet zijn geweest, omdat op de gravure van Pieter Bast uit 1598 13) de Grote Kerk wordt afge beeld met de lage driebeukige hallenkerk. OP zaterdag 25 mei 1686 ontstond door de schuld van loodgieters een enorme brand. Deze begon des middags om half vijf en 's avonds om tien uur waren de Grote Kerk, benevens de daaraan gebouwde Kleine- en Schotse Kerk tot puin en as vergaan. Alleen de zware buitenmuren bleven staan. In de Kroniek van Smallegange vinden wij nog een prachtige afbeelding van de kerk vóór de brand. Er hangt een mooi schilderij van die kerk, vervaardigd door Jan van der Heyden (1637-1712), in het Mauritshuis te 's-Graven- hage 14). Na de brand was de verslagenheid, zoals begrijpelijk, niet te beschrijven. Als bij zonderheid zij vermeld, dat de daarop vol gende zondag vanuit een der ramen van het stadhuis door Ds. A. Duvelaar werd gepreekt, waarbij de toehoorders op de markt stonden en op de trappen van het Stadhuis zaten. Lan- dré 15) vertelt, dat de dag na de brand op een muur het navolgende versje was geplakt, slaande op de burgemeesters van Veere: Als Danckert geeft het houtenwerk, En Thijssen schaliën op de Kerk En Heldt de looden gooten giet, Dan heeft de Kerk een dak voor niet." De Hervormden gingen voorlopig ter kerke in het Waaggebouw, de Waalse Kerk werd gehouden in het Gildenhuis en de Schotten kwamen bijeen in een pakhuis. De Grote Kerk werd met spoed opgebouwd en reeds op 4 juni 1688 kon er door voormelde Ds. Duvelaar (over 1 Petr. 2 5) voor het eerst gepreekt worden. Bij de brand van 1686 zijn ook vrijwel alle grafzerken gebarsten en beschadigd. De brok stukken werden in de paalhoofden geworpen. Een stuk van de grafsteen van Ds. van Migg- rode werd toevallig aan het Noorderhoofd ontdekt door de bekende Veerse predikant Ds. Josua van Ieperen. Toen in 1772 het twee honderdjarig gedenkfeest van Veere's vrijheid werd gevierd deeelde deze zijn vondst mede, waarna werd besloten een gedenknaald voor van Miggrode op te richten. Dit geschiedde ook werkelijk op 1 december 1775, bij welke gelegenheid Van Ieperen zijn bekende rede voering over Miggrode uitsprak. In de ge denknaald werd het gevonden stuk van de grafzerk aangebracht. Het gedenkteken werd later naar de Kleine Kerk overgebracht waar het zich nog bevindt. 106

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1957 | | pagina 18