No. 4 ZEEUWS TIJDSCHRIFT geleden. Een beeldhouwer die destijds een bui tenlandse reis maakte, schatte ik minstens op dertig. Dat was samen tachtig; de kans dat Raymond Sudre nog leefde leek me niet zo erg groot. Het leek het beste om met de foto naar het Museum van Moderne Kunst te gaan om daar inlichtingen te vragen. Het was vrij wel recht in de roos, want men antwoordde er welwillend dat Raymond Sudre, die daar en daar woonde, me het beste van al het lot van de Zeeuwse breister zou kunnen vertellen. Een brief was gauw geschreven en een ant woord kwam even prompt. Een typisch-fran- se, zeer hoffelijke brief, een licht beverig, maar nog zeer duidelijk en persoonlijk handschrift. Het schrijven bevatte onder meer een uitnodi ging, hem een bezoek te komen brengen ten einde zijn Zeeuwse werken, die nooit in zeer groot formaat uitgevoerd waren (zodat ze niet in een park geplaatst konden worden) te be zichtigen. Raymond Sudre bleek inderdaad een hoog bejaarde, voor een beeldhouwer vrij tengere man. Een wit gelaat, waarin de vroeger onge twijfeld pittige trekken wat uitgewist raakten, omlijst door witte haren en een verzorgde wit te, puntige snor en baard. Het gezicht werd wat samengehouden door een donkergemon- teerde bril. De uiterste soberheid van zijn kle ding viel me op: een strak donkerblauw, haast militair aandoend hooggesloten jasje, met als enige versiering het rode knoopje van officier van het Légion d'Honneur; een donkerblauwe pantalon. Ik werd binnengelaten in een grote suite die wel op een tentoonstellingsruimte geleek propvol beeldhouwwerk en schilderijen en onder het genot van sterke zwarte koffie met een scheut twintig jaar oude calvados luis terde ik naar de herinneringen van de heer Sudre, die opgefrist werden aan de hand van een reiscahiertje dat hij destijds bijgehouden had. Laat ik nu eerst vertellen dat Raymond Sudre, Président du Salon d'Hiver sinds 1933, Raymond Sudre in 1956 niet de eerste de beste beeldhouwer is. Het lijstje van zijn prijzen, gouden medailles, druk ke- en erebaantjes is te lang om te citeren. In vele Franse steden en in de koloniën staan monumenten van zijn hand, kortom, hij heeft een met eer en erkenning rijk gevuld, werk zaam leven achter de rug, of eigenlijk: hij werkt nog steeds, al hakt hij dan niet meer in marmer of harde steen. Hij werd in 1870 in Perpignan geboren en verwierf aan het begin van deze eeuw de Grand Prix de Rome, plus een reisbeurs van de staat en van de Société Coloniale des Beaux Arts. Bovendien had hij het werk waarmee hij de Prix de Rome verkregen had, een enorm marmeren beeld, Helena voorstellend, kunnen verkopen. Kortom: hij had nog nooit zoveel geld bezeten, en ging op reis. Eerst heel Frank rijk door. Toen Italië tot in Sicilië. Daarna Spanje, vervolgens België en tenslotte Neder land. Dat was in het jaar 1903. Marken en Volendam stonden natuurlijk op het program- 109

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1957 | | pagina 21