ZEEUWS TIJDSCHRIFT
No. 4
Tot slot wil ik nog een charter van 5 no
vember 1509 aanhalen, waarin de stad toe
stemming krijgt hogere accijns te heffen, o.a.
„omme tvulmaken van een der porte met
tween torre uten watre".
Van Keldermans in de rekeningen geen
spoor, wel van een andere bekende bouw
meester, nl. Dominicus de Waghemaker, die
regelmatig het werk komt „visenterene".
„Item betaelt meester dominicq als meester
van den wercke die dordonnantien jaerlycx
van den nieuwen wercke gheeft als men daer
aene werckt hier omme zijn pensioen mede
dat men daer aene dit jaer vorleden ghewrocht
heeft int jaer 1507, 2
Dezelfde Dominicus de Waghemaker wordt
in het jaar 1515 aangesteld als „meester van
den warcke" bij de bouw van de St. Willi-
brordkerk te Hulst.
Toch heeft de aanduiding in de stadsreke
ning van 1526 wel degelijk betrekking op onze
Dobbele Poort. Mogelijk kan met de „zekere
conceptien van wercke" een verbouwing of
vergroting van de poort bedoeld zijn, waarmee
dan toch de naam van Keldermans aan het
bouwwerk verbonden is.
NA het verzanden van de haven rond
1575 en het vreselijke beleg van 1596,
dat zich vooral de laatste week richtte
op de „Dobbele Poorte", was het bouwwerk
waardeloos geworden.
Bij het ontwerpen van de nieuwe vesting
in 1618, viel de poort binnen de wallen en
Westbastion gezien vanaf de wallen.
Foto Kok, Hulst
werden de overblijfselen van het eens zo schit
terende gebouw onder het zand bedolven,
waar ze meer dan 3 eeuwen bleven zitten.
En nu is men bezig de ruïne te ontgraven,
nadat de Rijksdienst voor de Monumenten
zorg, de Menno van Coehoornstichting, maar
vooral de Rijksdienst voor het Oudheidkundig
bodemonderzoek, bij monde van de heren Dr.
Glazema en Renaud de belangrijkheid van een
ontgraving hadden betoogd.
Na een half jaar werken, zijn reeds merk
waardige zaken voor de dag gekomen. Het
wekt de verwondering op van leek en kenner,
dat de fraaie vormen van het buitenwerk, be
kleed met witte arduin, nog in zo strakke
lijnen te voorschijn komen. Zeker, het bovenste
deel van de poort met de torens en de kante
len, is verdwenen en een groot deel van het
binnenwerk heeft veel geleden door de be
schietingen, maar wat te voorschijn komt is
heel belangrijk en geeft voldoende aanwijzing
om een beeld te krijgen van de geweldige om
vang van het gebouw en van de inrichting.
Reeds in het huidige stadium wordt de ont
graving door deskundigen een succes genoemd.
De twee landingangen zijn nu vrij. In de
Noordpoort heeft men nog geheel compleet
het hang- en sluitwerk gevonden van de 16
cm dikke en 4 meter hoge deuren. Dik beroest
natuurlijk, maar nog in een behoorlijke staat
om schoon gemaakt te worden. Aan beide in
gangen zijn de zware bronzen lagers gevonden,
waarin eens de valbruggen hebben gedraaid.
Aan de binnenkant van de poort, tussen de
ingangen, is een grote kamer vrijgemaakt,
waarin zich drie gewelfde cellen met licht
spleten en schietgaten bevinden. Deze cellen
konden eertijds aan de voorkant en langs
achter met zware deuren gesloten worden. De
ijzeren duimen en de duimstenen zijn duidelijk
te zien. De hele kamer is met rode tegels be
vloerd. Twee fragmenten van een fraaie boog
zijn in genoemde ruimte eveneens vrijgemaakt.
Buiten de poort, aan de Noordzijde, heeft
men de resten van de brug gevonden en de
pijlers waarop een van de valbruggen neer
kwam. Wel geschonden, maar voor een flink