ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 4 zich volledig alle gezag toe te eigenen, ge droeg hij zich inderdaad als heer en meester en niet alleen te Vlissingen, maar in geheel Walcheren en Zeeland, Bataafs gebied toch. In korte tijd wist hij stad en eiland in staat van verdedediging te brengen. Daarbij vergat hij overigens niet, het zichzelf zo aangenaam mogelijk te maken. Het ging volgens het be kende Franse recept uit die dagen: vorderin gen links en rechts, bedreigingen met geweld en plundering van de publieke kassen voor de soldij. Frans geld kwam er in elk geval niet aan te pas. Consideratie werd niet gebruikt. Zodra men protesteeerde of het woord on mogelijk durfde te gebruiken werd er met de sabel gerammeld. Dus gehoorzaamde men en deed wat men kon om de Fransen te gerieven. Monnet ging energiek te werk: hij wist, dat Bonaparte het plan had, zich persoonlijk te komen overtuigen van de stand van zaken; hij wist ook, dat men een dergelijke inspectie niet als als een beleefdheidsvisite moest be schouwen. Op 17 juni kondigde hij het ver bouwereerde stedelijk en departementaal be stuur de komst van de Eerste Consul aan en de volgende drie weken zouden de Zeeuwen leren wat het betekende, Napoleon Bonaparte over de vloer te krijgen. Vooral Vlissingen, het eigenlijke doel van het bezoek, moest het ont gelden. De stad werd een waar gekkenhuis, met de Fransen viel niet meer te praten. Het grootste huis van de stad, de vroegere woning van de president van het departementaal be stuur Abraham van Doorn (het tegenwoordige stadhuis) werd gevorderd, met de tapijten en de meubelen, die er zich nog in bevonden. Het laatste belangrijke comptoir van com mercie, dat er in gevestigd was, moest naar Middelburg vertrekken. Het stadsbestuur was de wanhoop nabij, maar Monnet liet zich niet verbidden. Eind juni stroomden nog meer troepen binnen. De stad zat barstens vol, men wist niet meer waar men ze moest bergen, zelfs in de schouwburg waren zij gelegerd en nog kwam men plaats te kort. Een briefje van de stadscommandant: vóór twaalf uur vanmiddag moeten de soldaten onderdak zijn, anders wordt het raadhuis als kazerne gevor derd. De Eerste Consul naderde. Op 24 juni was hij uit Parijs vertrokken. Zes kampen zouden langs de kusten van de Oceaan en de Noordzee opgericht worden om het lan dingsleger te huisvesten, het grootste te Boulogne, waar ook de invasievloot groten deels geconcentreerd zou worden. Over Boulogne, Duinkerken, Calais en Oostende bereikte de Eerste Consul Brugge. Zijn reis had een tweeledig doel: na te gaan hoe men in de Belgische departementen over hem dacht en vooral: de uitvoering van zijn mi litaire plannen voor te bereiden. Vandaar dat ook Vlissingen op het overladen pro gramma stond. Het zou de eer genieten als eerste Bataafse stad Bonaparte binnen zijn muren te zien! Voor het zover was deden de wildste geruchten de ronde: hij komt vandaag, hij komt morgen, hij komt hele maal niet enz. Eind juni was de Franse mi nister van marine onverwachts een dag bij Monnet op bezoek geweest. De president van het departementaal bestuur, die voor zichtig kwam informeren, hoe het er nu eigenlijk mee stond het kostte de grootste moeite het vlees goed te houden dat men voor een maaltijd, die men Bonaparte in Middelburg wilde aanbieden, had ingesla gen) kreeg te horen, dat het „nog wel een veertien dagen zoude aanloopen voor en al eer de Eerste Consul, indien hij al eens kwam, zoude hier zijn". Maar de 7e juli rukte een detachement van de garde binnen, 160 man cavallerie, dezelfde dag arriveerden de opperbevelhebber van de Franse en Ba taafse troepen in de Bataafse Republiek, Victor, en de Franse ambassadeur in Den Haag, de Sémonville. Zij werden gelogeerd bij leden van het stadsbestuur. Jachten, rij tuigen en paarden werden gevorderd. Het kon niet lang meer duren. Op 11 juli werd de president van het stedelijk bestuur, Pieter Jacob Clijver, een oranjeklant, die weer op het kussen troonde, bij Monnet ont boden. Het zou eeu goede indruk maken op 92

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1957 | | pagina 4