ZEEUWS TIJDSCHRIFT
No. 5
2. Met 2,5 van de totale Nederlandse bevolking telde Zeeland gedurende deze periode
gemiddeld 2,2 van de totale werkloosheid in Nederland. In beide gevallen is de
werkloosheid echter sterk gelocaliseerd in enkele probleemgebieden, zoals Tholen in Zee
land, het arr. Diksmuide en leper in West-Vlaanderen en het arr. Eekloo en de gemeenten
van de Belgisch-Nederlandse grenszone in Oost-Vlaanderen.
Deze werkloosheid is daarenboven van structurele aard, d.w.z. niet alleen van lange
duur, maar ook sterker beïnvloed door de wrijvingsverschijnselen, de seizoenbewegingen,
en ook door de conjunctuurbewegingen van onze nationale economie. Het zijn de jongeren
die van het gebrek aan werkgelegenheid in eigen streek, het meest te lijden hebben.
Dit sluit natuurlijk niet uit dat ook in deze gewesten zich tijdelijk op sommige plaatsen
een arbeidstekort kan voordoen, zoals o.m. in de scheepsbouw in het Noorden en in de
confectie in het Zuiden.
Het structureel karakter van onze problematiek komt tot uiting in twee fenomenen, welke
voor ons gebied karakteristiek zijn, nl. (1) de pendelarbeid en (2) de demografische ont
wikkeling.
1Pendelarbeid.
De drie provinciën zijn, sinds de opkomst van de spoorwegen en de popularisatie van an
dere vervoermiddelen, een arbeids-exporterend gebied geworden. Immers bij gebrek aan werk
gelegenheid ter plaatse zijn circa 120.000 inwoners van het hier besproken gebied verplicht
van buiten hun eigen provincie of land een bron van gewin aan te boren.
In de 19e eeuw volgde uit de onmogelijkheid om de afstand woonplaats/werkplaats te
overbruggen vrij snel een definitieve uitwijking. Door de verruiming van de verkeerstechniek
en de gunstiger ligging tegenover de aantrekkingspolen nam nadien in beide Vlaanderen
en dit in tegenstelling met de gang van zaken in Zeeland het grote uitwijkingsgetal
af ten voordele van een stijgend aantal woonforensen.
Eind 1947 telde West-Vlaanderen 63.000 woonforensen, Oost-Vlaanderen 57.000 en Zee
land circa 500. De belangrijkste pendelstromen gaan naar Brussel, Antwerpen en Noord-
Frankrijk. Daarenboven bestaat ook een belangrijke interprovinciale migratie van arbeids
krachten binnen ons gebied. Uit Oost- en West-Vlaanderen gaan circa 2.150 arbeiders naar
Zeeland werken, terwijl een honderdtal Zeeuwen in beide Vlaanderen tewerkgesteld zijn.
Uit Oost-Vlaanderen komen dagelijks circa 2200 woonforensen naar West-Vlaanderen en uit
laatstgenoemde provincie werken 5.100 inwoners in Oost-Vlaanderen.
Zoals reeds is opgemerkt, vormt West-Vlaanderen het voornaamste emigratiegebied met
56.000 permanente pendelarbeiders, waarvan er 41.000 in Noord-Frankrijk zijn tewerkgesteld
en 7.000 als seizoenarbeiders regelmatig naar Frankrijk uitwijken.
In verband met deze grensarbeid, die trouwens een zeer trefbare plaats is, stellen zich
een aantal problemen, welke in de toekomst hun beslag zullen moeten krijgen. Een discri
minatie, ten nadele van de Belgen, is met name steeds te vrezen. Deze discriminatie, die
reeds menigmaal door de Franse overheid werd toegepast, zal trouwens nog toenemen, wan
neer door rationalisatie van de mijnarbeid, door automatie in de textielbedrijven, en door
de te verwachten aangroei van de actieve bevolking in Noord-Frankrijk, de Westvlaamse
arbeiders minder onmisbaar zullen geworden zijn.
Zowel in Oost- als in West-Vlaanderen treft men seizoenarbeiders aan welke jaarlijks het
ruwe landwerk tot diep in Frankrijk gaan verrichten. In West-Vlaanderen beloopt deze uit
wijking jaarlijks een 7.000-tal eenheden; deze seizoenarbeiders zijn woonachtig in het cen-
130