No. 5
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
trale gedeelte van de provincie. Oost-Vlaanderen telt 1.900 seizoenarbeiders; men treft ze
vooral in het zuiden van de provincie aan.
De seizoenarbeid is een typische uiting van structurele achterstand. Het aantal seizoen
arbeiders is echter onder druk van de mechanisatie en contingentering van de Franse over
heid in de laatste tien jaren gedaald. Deze daling is vooral waarneembaar in Oost-Vlaande
ren; het Westvlaamse aandeel in de seizoenarbeid stijgt echter van jaar tot jaar.
De pendelarbeiders van Zeeland richten zich vooral naar het Rotterdamse en West Noord-
Brabant; zij zijn vooral afkomstig uit Oost-Zuid-Beveland en Tholen.
De arbeidsmigraties hebben een sterke invloed gehad op de spreiding van de bevolking in
het gebied. Zo ontstond aan de Belgisch-Franse grens tussen beide wereldoorlogen een concen
tratie van bevolking in gemeenten welke voor 50 a 70 van hun actieve bevolking op
Frankrijk zijn afgestemd; ook in Oost-Vlaanderen concentreert zich de bevolking op de
punten welke tegenover de agglomeraties Brussel en Antwerpen gunstig gelegen zijn.
2. Demografische ontwikkeling.
Dit brengt ons ertoe even de demografische evolutie te belichten van de drie provinciën.
Ook hier vindt men de sporen terug van het gebrek aan werkgelegenheid. Het is immers dui
delijk dat de traditionele pendelbewegingen tevens hun invloed hebben gehad op de demo
grafische evolutie. Jaar na jaar wordt een belangrijk gedeelte van het geboorteoverschot af
geroomd door de verhuisbeweging. Zeeland verloor in de 5 jongste jaren 70 van zijn na
tuurlijke accres door uitwijkingsoverschotten; in Oost-Vlaanderen bedroeg het gelijklopend
verhoudingscijfer 42 en in West-Vlaanderen 39 De totale bevolking welke op hui
dig ogenblik 2,5 miljoen eenheden telt zou zonder de emigratieoverschotten van de laatste
75 jaar circa 3 miljoen eenheden hebben belopen. In dit cijfer zijn de kinderen van de
emigranten niet inbegrepen.
De bevolkingsaangroei is dan ook eerder matig; terwijl sinds 1910 de totale aanwas van
de bevolking in België en Nederland circa 50 bedraagt, beloopt de toename in onze
provinciën slechts 15 Tussen 1910 en 1956 is de hoogste aanwas waar te nemen in West-
Vlaanderen en Zeeland, nl. 19 in Oost-Vlaanderen bedroeg de toename tussen beide
data 12
Zoals blijkt uit tabel 3 zijn binnen de provincie belangrijke interne verschillen waarneem
baar. In de jongste vijftig jaar valt het grootste aangroeiritme op te merken in de arrondis
sementen Kortrijk (35 Oostende (30 Noord- en Zuid-Beveland (28 Brugge
(28 Walcheren (25 Aalst (21 Veurne, (20 Dendermonde (20 en
Zeeuwsch-Vlaanderen (19 Arrondissementen met bevolkingsdaling zijn Diksmuide
9 leper 5 Oudenaarde 2 Schouwen-Duiveland 3 Tholen en St.
Philipsland 1 Onder de snel groeiende gewesten treft men vooral de geïndustrialiseerde
(Kortrijk - Zeeuwsch-Vlaanderen) of toeristische streken (Brugge-Oostende) aan, alsook de
zones welke een door hun ligging tegenover de grote agglomeraties een interessant woonge
bied vormen voor de woonforensen (Aalst - Dendermonde). Alle gewesten met dalende be
volkingstrend hebben een overwegend agrarische structuur. Bij nadere studie van de bevol
kingsevolutie in de jongste jaren (1950-1956) blijkt dat deze waargenomen tendenzen zich
verder doorzetten.
Besluit.
Ons besluit kan kort wezen.
Ons gebied, dat in ontwikkeling is, mede verhaast door de projecten zoals het Deltaplan, de
131