ZEEUWS TIJDSCHRIFT
No. 5
Deze studiedag moet inderdaad geplaatst worden in het teken van een opbouwend dyna
misme en mag niet vervallen in een steriel verlangen naar realisaties welke hadden kunnen
verwezenlijkt worden.
Bij deze nemen wij ons enkel voor de mogelijkheden te bestuderen om de huidige econo
mische toestand onzer streken te verbeteren en de elementen te doen uitschijnen welke ons
zullen toelaten ons doel te bereiken, op zulke wijze dat Zeeland, West- en Oost-Vlaan-
deren één der meest actieve elementen van het nieuwe Europa worden.
Zoals velen onder ons heb ik kennis kunnen nemen van de laatste beschikbare statistie
ken, waaruit blijkt voor wat ons land betreft dat het gemiddelde van de uitbetaalde
wedden en lonen in verscheidene Vlaamse bedrijfssectoren circa 7 a 8 beneden het nor
maal nationaal gemiddelde ligt.
Andere gegevens van dezelfde aard zouden een gemakkelijke bron kunnen worden van
academische en, ik herhaal het, steriele beschouwingen.
Het lezen van deze statistieken moet ons echter niet ontmoedigen. Ze moeten ons integen
deel aanzetten om opbouwend en onophoudend te werken om de huidige economische ver
traging in te halen en zelfs voorbij te streven.
Maar is deze hoop gerechtvaardigd: op welke gronden berust zij?
Laat mij toe in het kort de inventaris op te maken van de wapens welke te onzer be
schikking staan om de strijd tot een goed einde te brengen.
Eerste wapen.
Eerst en vooral beschikken wij in West- en Oost-Vlaanderen over een overtalrijke werk
kracht waarvan de buitengewone eigenschappen niet meer dienen onderlijnd, terwijl even
eens in Zeeland een groot potentieel aan nieuwe werkkrachten bestaat. De overvloed aan
Vlaamse werkkrachten welke ik wens te onderscheiden in „actuele overvloed", voortvloeiende
uit een staat van structurele werkloosheid, en anderzijds in een „toekomstige overvloed", ver
mits men kan voorzien dat het verwezenlijken van de Europese Gemeenschappelijke Markt
zeer waarschijnlijk een vergedreven rationalisatie van de koolmijnen en de textielindustrie
in Noord-Frankrijk zal medebrengen, rationalisatie welke een massa van ruim 225.000 werk
lieden beschikbaar zal maken, waarvan circa 40.000 Vlaamse grensarbeiders.
Welnu, ik geloof dat die overvloed aan werkkrachten, zeer ver van een ramp te worden,
in werkelijkheid een allereerste troef in onze handen kan zijn, op voorwaarde, dat wij de
toekomstige evolutie van de economische gebeurtenissen zorgvuldig berekenen en voorberei
den, en waken over de technische opleiding van de werkende massa.
Hierbij dient gevoegd dat een nieuwe politiek van regionale wedden en lonen zal moeten
gevoerd worden, teneinde onze technici en werklieden aan te sporen in onze provinciën werk
zaam te blijven.
Tweede wapen.
Wij hebben het zeer groot voorrecht over de Rijksuniversiteit van Gent en over een geheel
van hogere of middelbare technische scholen te beschikken. Dit is een onuitputbare bron voor
de vorming van ingenieurs, economisten, bedrijfsleiders en technici.
Het staat buiten twijfel dat de behoeften aan specialisten van alle aard meer en meer acuut
worden. Ik beschouw het bestaan op onze bodem van de Rijksuniversiteit en Hogere Tech
nische scholen als zijnde van het allergrootste belang voor het opbouwen van nieuwe indu
strieën of het ontwikkelen van bestaande ondernemingen.
Dank zij het bestaan van de Gentse Universiteit en onze hogere technische scholen staan
onze streken paraat tegenover de eisen welke ongetwijfeld de ontwikkeling van de toegepaste
136