ZEEUWS TIJDSCHRIFT
No. 5
Buiten enkele instellingen van petroleumraffinaderijen en montagefabrieken hebben Oost
en West-Vlaanderen praktisch weinig nieuwe nijverheden op hun bodem zien vestigen. De
industrialisatie in Zeeland is, in de laatste decennia, relatief weinig gevorderd.
Hebben wij niet een gevoelige achterstand op het domein van de kernenergie, wanneer wij
zien dat Belgisch Kongo meer dan de helft van het werelduranium voortbrengt? En waar
blijven bijvoorbeeld onze studies en onze verwezenlijking op het gebied van het moderni
seren en het verbeteren van de textielmachines?
Overigens heeft de nijverheid zoals Baron Snoy et d'Oppuers, secretaris-generaal van
het Ministerie van Economische Zaken, het nog onlangs zeer juist aanhaalde een voort
durende behoefte aan verjonging.
In een halve eeuw zal de positie van steenkool en petroleum verdrongen zijn door die
der atoomenergie.
Het voornaamste gebruik der grondstoffen zal niets meer gemeen hebben met dit dat wij
heden kennen.
En zoals een eminent Amerikaans zakenman onlangs schreef: „Research will produce new
industries":
„We have incubating in our laboratories, which are now so liberally financed by business
and Government and so well staffed with the best trained and the most pratically imagi
native scientists in the world, a host of new industries and an incredibly long list of new
ways of producing more cheaply, so that costs can be reduced and more markets can be wid
ened. We are but at the beginning of a new age of technological miracles and I am convinced,
after 25 years of study of these matters, that the really great phase of the technological revo
lution lies ahead of not behind us."
Een ander belangrijk punt is de vorming welke dient gegeven aan onze ingenieurs om ze
voor te bereiden op de ingewikkelde en voorname rol van ondernemingshoofd of bedrijfs
leider.
In oktober 1954, had een belangrijke internationale conferentie plaats in Engeland, nl.
te Torkay: „The European Management Conference" in medewerking met het Internatio
naal Komitee voor Wetenschappelijke Organisatie.
Hoeveel van onze ingenieurs, leiders of toekomstige ondernemingshoofden, hebben er zich
voor geïnteresseerd? Deze conferentie heeft de dringende noodzakelijkheid in het licht ge
steld van een betere vorming van leiders en ondernemingshoofden.
Uit de slotrede welke door dhr. Stikker, Ambassadeur der Nederlanden te Londen, werd
uitgesproken haal ik het volgende aan: „Ik zou de nadruk willen leggen op het feit, dat de
bedrijfsleiders maximaal hun plicht dienen te volbrengen in de structuur van onze moderne
maatschappij."
„Het valt niet te betwijfelen dat de plicht van iedere bedrijfsleider er in bestaat de winsten
van zijn onderneming te vermeerderen, maar indien wij de plicht van de directie op zich
zelf willen beschouwen, van de directie als entiteit, moeten wij beklemtonen dat deze plicht
niet is volbracht, indien wij slechts nastreven de individuele profijten te verhogen."
„Het is mogelijk dat in de huidige omstandigheden, de politieke invloed van de directie geen
grote betekenis heeft, maar anderzijds, indien wij de verantwoordelijkheid in de sociale vraag
stukken betrachten, wordt zijn plicht werkelijk buitengewoon groot."
Ik wil deze gelegenheid te baat nemen om met nadruk de rol in het licht te stellen welke
onze Rijksuniversiteit en onze hogere technische scholen kunnen vervullen in het domein
van het wetenschappelijk onderricht ten bate van de economische ontwikkeling der drie pro
vinciën.
138