No. 5
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
Ik druk de wens uit dat dit wetenschappelijk onderzoek in de mate van het mogelijke
zou georiënteerd worden in de richting van de ontwikkeling van onze industrieën, waarvan
ik de belangrijkheid zojuist heb opgesomd. Mijns inziens zou deze nieuwe oriëntering van
grote invloed kunnen worden in de strijd om grotere welvaart van onze provinciën.
In verband met deze problemen wil ik de aandacht vragen voor de structurele voordelen
welke verbonden zijn, met alle zekerheid voor onze gewesten althans, aan een diversificatie
in de nijverheidssectoren.
Deze verscheidenheid in industriesectoren brengt met zich mede dat onze streken minder
conjunctuurgevoelig worden, dus economisch sterker zullen zijn. Dit zal ons in staat stellen
de beroepsbekwaamheden, aangeleerd in onze technische- en vakscholen, zonder dat die van
de universitaire vorming ons ontgaat, met nuttig effect voor alle bevolkingslagen te gebruiken.
Een praktisch gericht bestudeerd plan voor de vestiging van nieuwe nijverheden of ge
beurlijke overschakeling naar andere, meer gevraagde specialiteiten of artikelen, heeft bijge
volg een ontegensprekelijk nut. Hier is dus nuttig werk weggelegd voor de regionale econo
mische raden, de Overheden en de kapitaal- en arbeidverstrekkende sectoren. Er is zelfs
meer: deze drie laatste groepen hebben daar rechtstreeks voordeel bij.
Derde wapen.
Wij beschikken over een degelijke technische uitrusting en over een enorm potentieel op
maritiem gebied en op dat van de zee- en de binnenhavens, welke werkelijk van allereerste
rang zijn en waartegenover weinige equivalenten in West-Europa bestaan.
Indien wij ons inderdaad op het standpunt plaatsen van de toekomstige expansiemogelijk
heden, dient men rekening te houden met het feit zonder dat het nodig blijkt de betrokken
Belgische en Nederlandse steden bij naam aan te duiden dat de havenuitrusting van andere
streken of steden van Benelux het verzadigingspunt nadert.
Ongetwijfeld zullen onze respectievelijke regeringen in hun expansieplannen en in het raam
van de Europese ontwikkeling de buitengewoon belangrijke factor van de maritieme situatie
en de corresponderende havenuitrusting van onze provinciën indachtig zijn. Zij dienen ook
rekening te houden met ons wegen- en spoorwegennet, evenals met ons hinterland.
Onze provinciën liggen op een levenskruispunt voor de wereld zee-trafiek, laten wij dit
niet vergeten!
De haven van Gent, die in 1934 de vierde haven van het continentaal Europa was, het
zeekanaal van Terneuzen en de Sluis van Terneuzen welke als een ware stalen long van
gans het Gentse gebied en zijn groot hinterland mag bestempeld worden -deze sluis welke
in afzienbare tijd, ik druk er de vurige wens van uit, eindelijk zal aangepast worden aan de
moderne noodwendigheden, de havens van Terneuzen en Vlissingen waarvan de toekomst
mogelijkheden zeer interessant blijken, zonder dat ze aan de bestaande havens van Benelux
nadeel hoeven te brengen, de haven van Zeebrugge waarvan men heeft gezegd dat zij de
hefboom voor industrialisatie van West-Vlaanderen is, en waarvan de toekomst bijzonder
belangrijk schijnt in verband o.a. met het binnenlopen van schepen van de grootste tonnen-
maat en het installeren van droogdokken en constructiewerven, de havens van Oostende en
van Nieuwpoort, gezien van uit het oogpunt van de verbindingen met Engeland en het zo
belangrijk probleem van de visvangst: al deze elementen vormen een potentieel van onge
meen belang en vertegenwoordigen heden ten dage een onschatbaar kapitaal.
Laten wij ook niet vergeten dat voor onze streken de verwezenlijking van het groot
scheepse Deltaplan, waarvan men voorziet dat het 2 miljard 700 miljoen gulden in 10 jaar
zal vergen, enorme weerslagen voor de welvaart van onze provincies zal hebben.
139