No. 5
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
Zo hebben wij een economische basis voor de actieprogramma's gelegd en komen wij aan
een uiteenzetting van die programma's toe. Het eerste punt van het programma van
actie is ongetwijfeld de verdere inrichting der zeehavens. Voor Gent is de eerste nood
zakelijkheid de vergroting van de grote zeesluis te Terneuzen van de huidige afmetingen van
140 m X 18 m X 8,50 m tot 290 m X 35 m X 11,80 m, zoals voorzien is in het rapport
Van Cauwelaert-Steenberghe. Momenteel is deze sluis het enige beletsel voor zeeschepen tot
22.500 ton toe om de haven van Gent aan te doen; de genoemde sluis beperkt het maximum
thans tot schepen van 8500 ton, dat zijn niet geheel afgeladen Liberty-schepen. De eveneens
voorziene vergroting van het kanaal zelf komt neer op een verdubbeling, zodat een dub
bele vaart met zeeschepen van 210 m X 26 m X 11 m mogelijk wordt. Van Gent tot aan
Zelzate is men doende het kanaal zelfs op 200 m te brengen. Aldus zal ter plaatse scheep
vaart in twee richtingen én het meren van zeeschepen aan het aan de rechter oever aan te
leggen industrie-terrein van 10 km lengte en 1200 ha oppervlakte, mogelijk worden. Op Ne
derlands gebied zijn eveneens grootscheepse industrie-terreinen voorzien. Het is duidelijk dat
de hierbeschreven werken als één samenhangend geheel moeten worden gezien, waarvan de
verwerkelijking reeds te zeer vertraging heeft ondervonden. Naar mijn mening zal van
Zeeuwse zijde gesteld moeten worden, dat buiten de sluizen van Terneuzen, dus rechtstreeks
aan de Westerschelde, een haven- en industrie-terrein wordt aangelegd voor activiteiten, die
zich bij voorkeur aan open vaarwater ontplooien.
De plannen tot inrichting van de Sloehaven ten oosten van Vlissingen hebben door de nood
zaak de Westerschelde op dit punt om veiligheidsredenen recht te trekken, een grote urgen
tie gekregen. De grote scheepswerf te Vlissinggen heeft de wens te kennen gegeven hier 200
ha van te verwerven voor nieuwbouw en reparatie. Er blijft dan nog over 500 ha, die o.m.
geschikt zijn als olie-, handels- en industriehaven. Het is mogelijk deze havens ten dele op
15 m minus N.A.P. te brengen, zodat ook de allergrootste schepen, zonder sluizen te passeren,
kunnen aanleggen. Het Provinciaal Bestuur van Zeeland heeft aan deze plannen de hoogste
prioriteit toegekend.
Ook de haven van Zeebrugge mag beschouwd worden als een noodzakelijk complement, een
mogelijke voorhaven van die van Antwerpen. Zij zal dan echter dienen te worden uitge
bouwd. Hiertoe is door de Belgische Minister van Openbare Werken een studiecommissie in
het leven geroepen. Deze heeft bereids een studie gemaakt van de investeringen, die moeten
worden gedaan om de haven van Zeebrugge toegankelijk te maken voor schepen met grote
diepgang en haar tot voorhaven voor petroleumschepen van 80.000 ton in te richten. Ook de
plannen tot de bouw van scheepswerven kunnen daarin verwerkelijkt worden. De Belgische
Minsterraad heeft zijn principiële instemming betuigd met deze plannen, die 750 miljoen Big.
frs. of ruim 57 miljoen belopen. Zij omvatten de indijking van het oostelijk schiereiland,
de verbreding van de havendam, het uitbaggeren van een geul door de Pas van 't Zand (die
naar de Wielingenpas leidt), baggerwerken in de rede en de uitrusting van nieuwe kaaien. De
Regering heeft besloten de hierbedoelde plannen uit te voeren in de periode 1960-1965. Zoals
bekend hebben verschillende bedrijven vergunnig gevraagd zich in de rede van Zeebrugge te
vestigen om er schepen te bouwen en te herstellen. O.m. wordt gedacht aan de bouw van
twee droogdokken van resp. 65.000 en 100.000 ton, later aan te vullen met tenminste één
helling, waardoor de droogdokken vrijkomen voor het herstellen van schepen. Dit bedrijf
heeft een programma uitgewerkt dat de aanbouw omvat van 4 petroleumschepen van onge
veer 100.000 ton D.W. en van 12 petroleumschepen van circa 65.000 ton D.W. Men rekent
op een tewerkstelling van 4000 arbeiders. Bovendien zijn er vergevorderde plannen voor aan
passing van het kanaal Zeebrugge-Brugge en de bouw van een tweede industriehaven daar-
145