ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 5 het oog op regionale- en nationale belangen; het groeiende sociale toerisme, dat hiervan ge bruik maakt, is immers een landsbelang. Het ligt niet in de bedoeling een spoorlijn over de Deltadammen van Rotterdam uit naar Midden-Zeeland aan te leggen. De winst ten opzichte van de bestaande verbinding zal te gering zijn en het eindpunten-vervoer, alsmede de econo mische betekenis van de daardoor te ontsluiten gebieden is daarvoor te gering. Zou echter de Westerschelde worden overbrugd, dan wordt de verkeerspotentie tussen de dan aangesloten eindpunten veel belangrijker en kunnen de nieuwe havengebieden hier mede van profiteren. Op langere termijn moeten wij dus op deze spoorverbinding blijven aandringen. Het economische klimaat dient ook nog door neven-maatregelen te worden bevorderd. Als voorbeeld hiervan wijzen wij op de noodzaak het Kanaal Terneuzen-Gent te ontzilten, wanneer door de grotere sluizen bij Terneuzen het zoutgehalte zo wordt vermeerderd, dat de langs het kanaal gevestigde bedrijven hiervan catastrofale gevolgen gaan ondervinden. De medewerking van België is hier noodzakelijk en wel in de vorm van afvoer van zoet water als tegenkracht. Tot slot zij het pleit gevoerd voor stimulering door de overheid van de economische ont wikkeling der drie provincies. Dit proces te dirigeren door een strikte planning zou even fout zijn als het overlaten aan de zogenaamde natuurlijke ontwikkeling. In onze Westerse de mocratieën past geen alomvattend plan, waarin ieder zijn detailtaak krijgt toegewezen. An derzijds is de natuurlijke ontwikkeling een fictie, waarin de gebieden met een voorsprong die voorsprong steeds maar vergroten en gebieden, die van een lager punt vertrekken, geen kans zien zich veel verder te ontplooien. Dit werkt ontwrichtend op de in sociale zin harmo nische opbouw van het gehele land. Aangewezen is de tussenweg, waarin de nationale regeringen aan de natuurlijke tendenties een kunstmatige prikkel toevoegen. In dit verband pleiten wij voor het projecteren van ont wikkelingsgebieden, waarin de genoemde primaire en ook enige secondaire centra de hef boom zijn voor de totale ontplooiing van onze gewesten. In de secundaire centra zou de lichtere, toeleverende en verzorgende industrie ook als uitbestedingsbedrijf een gunstige stand plaats kunnen vinden. In Zeeuwsch-Vlaanderen hebben zich de vijf kanaalzone-gemeenten zelfs aangesloten om samen tot één ontwikkelingsplan te komen. In de kernen van deze ontwikkelingsgebieden dienen de faciliteiten voor de verkeerswegen, de openbare nutsvoor zieningen, industrie-terreinen en de scholing van onze industriële werkers te worden vermeer derd. Deze maatregelen dienen te worden gericht op de eerder aangeduide specialistische functies, die zich binnen het nieuwe, maar toch ook aloude, economische landschap van de Vlaanderen en Zeeland, aftekenen. Ook op het gebied van landbouw en toerisme liggen ontplooiingskansen. De wijze, waar op in Zeeland na de rampen van de laatste decennia de agrarische rationalisatie is aangepakt, mag een voorbeeld genoemd worden van de versterking van de infra-structuur van deze be drijfstak. Toeristisch gezien liggen er eveneens grote perspectieven in het verschiet, in de eerste plaats in de bestaande recreatiegebieden en later in de afgesloten meren van het Delta plan. Deze recreatiegebieden vormen een belangrijker activum in het proces der industriële ontwikkeling, naarmate onze grootste steden meer het karakter van een steenwoestijn aan nemen. De beschreven economische aanpak is het middel bij uitstek om ook het begin van de so ciaal-culturele ontplooiing van onze gewesten te bewerkstelligen. Uiteindelijk is het zelfs om dit laatste te doen, omdat slechts daarin de mens zijn totale wezen kan ontvouwen. Het behandelde actie-programma omvat voornamelijk de verbetering der verbindingen. Deze is het middel bij uitstek voor een economisch en sociaal-cultureel herstel van ons inter- 150

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1957 | | pagina 32