ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 5 ten. Zo maakte men anno 1857 een opvoering van een symfonie mede onder leiding van de dirigent-componist Verhulst, de grote man uit Holland's muziekwereld vóór de komst van vertegenwoordigers van de jongere school als Zweers, Diepenbrock en Röntgen: Voor de eerste maal, zo getuigt vol enthousiasme de muziekale medewerker van de Goessche, mogten wij toen zoo ge lukkig zijn, de symphonie in E-mol van den heer Verhulst onder diens leiding te hooren uitvoeren. De indruk die dat prachtwerk op alle toehoorders maakte, was zeer groot; maar ook, hoe veel gloed en leven, hoe vele verrassende wendingen en modulaties worden in dat werk aange troffen en dat alles bij het behoud van die volkomen eenheid en die nimmer verloo chende getrouwheid aan de hoofdgedachten die de eerste vereischten van elk kunstwerk uitmaken Naast de Nederlander werden grote bui tenlanders als Berlioz en Schumann over het voetlicht gebracht, waarbij over hen als mo derne kunstenaars werd gesproken. Vergeten wij niet dat Berlioz toen nog leefde en Schu mann pas een jaar tevoren gestorven was, na kort voor het aan de dag treden van zijn geestesziekte in Scheveningen als dirigent en componist bejubbeld te zijn. Wij zullen ons hier niet wagen aan eene beoordeling der kunstwaarde van beide muzijkstukken Schumann's Adventlied en Berlioz' Fuite en Egyptewaaromtrent de gevoelens nog zeer verdeeld zijn, hetwelk misschien aan de nog niet genoegzame be kendheid met die werken mag worden toe geschreven In de Fuite en Egypte, waarvan de introductie, zonder bepaalden rythmus, zich kalm voortbeweegt meen den wij eenige verwantschap te ontdekken met den heerschenden in Félicien David's Le Désert. NA de muziek de literatuur. Want waar muziek in de eerste plaats het cultuur leven, speciaal in de provincie, beïn vloedt, ja vormt, daar komt het boek pas daar waar reeds een beschavingsbasis is ge legd. Het meest curieuse bericht vormt in dat opzicht een verhaal betreffende de reeds ge noemde Victor Hugo die zich door zijn „Napoléon le petit" bij het nieuwbakken kei zerrijk onmogelijk gemaakt had. In dit ver band wordt het bon mot van de zich dan nog Louis Napoléon noemende president-voorzit ter van de ministerraad vermeld die met een minachtende glimlach de brochure aan de omstanders toonde met de spottende opmer king, half satire, half zelf-ironie: „Ziedaar Napoleon den Kleinen door Victor Hugo den Grooten". De verslaggever besluit fijntjes: „In welk opzicht de Prins-Voorzitter door V. Hu- go wordt belasterd laten zij echter in het midden (nl. de medewerkers van het Napo leon-gezinde „La Patrie")". Hoe benauwd de regeering ervoor was dat dit beruchte ge schrift in ons vaderland lezers zou vinden, hetgeen wellicht haar welwillende houding je gens het nieuwe vorstenhuis zou compromitte ren, moge blijken uit onderstaand berichtje dat in de Goessche Courant van 4 oktober 1852 verscheen: Men bewaakt tegenwoordig de grenzen zorgvuldig ten einde te beletten dat er exemplaren van het werk van Victor Hu- go: „Napoléon de Kleine"ingevoerd wor den. Een reiziger wiens laarzen in een Bel gisch dagblad, waarin eenige uittreksels van genoemd boek voorkwamen, gepakt waren, werd daarom alleen door de tolbeambten aan de gendarmerie overgeleverd en naai de gevangenis overgebragt. Tevoren waren er, blijkens een bericht van de Goessche Courant, van 19 augustus 1852, van het „anti-bonapartistische geschrift" meer en meer exemplaren verspreid geworden, dat volgens „La Patrie" de „schandelijkste en ver- 154

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1957 | | pagina 36