No. 5 ZEEUWS TIJDSCHRIFT achtelijkste lasteringen" ten aanzien van Na poleon behelsde. Minder last van de keizerlijke censuur had een socialist als J. P. Proudhon die door zijn (overigens veelal misverstane) uitspraak „la propriété c'est le vol" een zekere beruchtheid heeft verkregen. Hier komt hij ter sprake als auteur van een hoogst opmerkelijke brochure: „La revolution sociale (sic), démontrée par le coup d'état de 2 décembre", waarvan in het nummer van 9 augustus 1852 het volgende gezegd wordt: In dit werk, 300 bladzijden groot, wordt de stelling ontwikkeld, dat Lodewijk Na poleon de man der revolutionaire ideen is, dat de tweede December de eeuw der sociale revolutie geopend en den triomf van de democratie voorbereid heeft. Hij geeft slechts een enkelen raad aan den Pre sident namelijk: weest revolutionair; het geen hem evenwel niet belet hevig uit te vallen tegen de zoodanigen, die meenen dat zij bij uitnemendheid revolutionair zijn. Louis Veuillot, de bekende katholieke pam flettist, schrijver van „Les Parfums de Rome" en „Les Parfums de Paris", protesteerde fel tegen de vrijheid die aan een revolutionair als Proudhon gegund werd, terwijl kleine persdelicten zwaar werden gestraft. In de Goessche Courant van 30 augustus lezen wij daarover enige interessante bijzonderheden: Het clericale hoofdorgaan, L'Univers, behelst een betoog van den heer Veuillot, waarin de Prins-Voorzitter der Republiek in vrij sterke bewoordingen gegispt wordt, omdat hij verlof heeft gegeven tot het ver breiden van het laatstelijk door den socia list P. J. Proudhon opgestelde, zonderlinge geschrift. Volgens den heer Veuillot, heeft de Prins een misslag begaan door de ver breiding te veroorloven van een werk, waarin niet alleen hij persoonlijk wordt beleedigd, maar waarin ook de grondslagen op welke de maatschappij en de Godsdienst zijn gevestigd, op eene inderdaad gevaar lijke wijze worden aangerand. Evenwel, van zuiver loyaal standpunt uit gezien, ging Veuillot evenmin vrijuit en al sprak hij niet, gelijk zijn revolutionaire te genstander, van Napoleon I als van een „op de eilanden gestorven Oom" en van diens denkbeelden als van „voorvaderlijke zothe den" en kwalificeerde hij het Eerste Keizer rijk met als een „onbeschofte aanranding van rede en menschheid" toch toonde hij, door zo onomwonden 's keizers handelwijze in de zen aan de kaak te stellen, dat ook hij, for meel gesproken, te ver ging, verder in ieder geval dan de door hem in bescherming geno men dagbladschrijvers. MAAR gaan wij thans over tot een be spreking van de wijze waarop de eigenlijke literatoren door de Goessche over het voetlicht gebracht werden. Niet ten voeten uitgebeeld, tonen wij hier slechts in een flits een enkel aspect van hun persoonlijkheid of een enkel incident uit hun al of niet veel bewogen bestaan maar veelal was het laatste het geval daar anders het dagelijks ge beuren hen niet „opvangt". Daar hebben wij b.v. een berichtje dat zij delings het tragische einde van de Russische dichter Alexander Poeshkine belicht. Het is naar aanleiding van een dienstreis van de Hollandse gezant Van Heekeren naar het hof van Czaar Nicolaas I, teneinde hem gunstig te stemmen voor het Tweede Franse Keizer rijk. De zending van de gezant van Lodewijk Napoleon mislukte echter, hetgeen eveneens het geval was met een particuliere aangelegen heid, die door hem bij deze gelegenheid ter sprake werd gebracht: Als officier van de Russische garde, had hij voor enige jaren zijnen schoonbroeder Pushkin, in een duel, gedood; ten gevolge hiervan, moest hij de Russische dienst ver laten en zijne bezittingen werden verbeurd verklaard. Zijn thans gedaan verzoek tot terugverkrijging derzelve, schijnt door den Keizer te zijn van de hand gewezen. 155

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1957 | | pagina 37