ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 5 Dit „entrefilet" in het nummer van 7 juni 1852 opgenomen, bevatte weliswaar enige on juistheden. In werkelijkheid (ik beroep me op de Poeshkinestudie door Louis Knuvelder in 1940 gepubliceerd) was het de aangenomen zoon van de Hollandse gezant, de Fransman d'Anthès, die door zijn huwelijk met de zuster van Poeshkine's vrouw (Nathalie Gontscha- rowa) de zwager van de dichter was gewor den, maar tegelijk lokte hij een duel met hem uit door Nathalie tevens op hinderlijke wijze het hof te maken. Waarschijnlijk was het doorgestoken kaart en waren de vreemdelin gen er op bedacht de door velen om zijn sa tirische uitvallen tegen de Russische haute vo- lée gehate figuur uit de weg te ruimen. De Keizer koos evenwel openlijk de partij van de auteur van Eugen Onegin door zijn lijfarts èn zijn hofprediker naar het ziekbed van de door d'Anthès dodelijk getroffene te zenden. Toen de gezant (Baron Van Heeckeren) en zijn adoptiefzoon ondanks deze tragische omstan digheden voortgingen de verslagene te honen, kregen ze een zijdelingse wenk het land in allerijl te verlaten. Meer bijzonderheden worden ons verteld omtrent de dood van de populaire dichter Béranger. In het nummer van 20 juli 1857 lezen wij dienaangaande het volgende: Schier alle fransche bladen houden zich met den dood van den franschen dichter Béranger bezig Men deelt als laatste de navolgende edelmoedige daad in zijn leven mede. Korte oogenblikken voor zijnen dood liet hij zich verschillende papieren brengen waaronder vele schuldbekentenissen en kwitantiën van verschillende personen, wlen hij vroeger geld leende. Hij deed de zelve bijeen vergaren en voor zijne oogen verbranden, om die schulden te vernietigen en nog eene herinnering bij zijn vroegere weldaden te voegen. Opmerkelijk, maar voor die tijd niet ver wonderlijk, is het feit dat over de opzienba rende uitgave der „Fleurs du Mal", welke in hetzelfde jaar 1857 plaats vond met geen woord wordt gerept, terwijl ook over de dood van Baudelaire, op 31 augustus 1867, in de desbetreffende jaargang geheel wordt gezwe gen, een dichter die overigens door het letter lievend publiek thans oneindig hoger wordt aangeslagen dan de vrijwel vergeten volks dichter. Wat de Hollandse literatuur aangaat, krij gen wij eveneens vaak typische bijzonderhe den te horen. Zo is het voor de Bilderdijk- kenners b.v. wellicht van belang te vernemen tot welk peil van dichten hun held het al tijd volgens de Goessche Courant! op zijn tiende jaar gebracht had. In het nummer van 10 december 1857 wordt daarvan een staaltje gegeven: Bijzonderheden betreffende Neerlands grooten dichter BILDERDIJK De moeder van Bilderdijk beval hem eens toen hij pas tien jaren oud was, een adres te voegen bij de waschmand, die ter ver zending naar den linnenbleekerbuiten Haarlem, gereed stond. Hij deed het, en schreef er binnen in: Hier is de wasch; Leg hem in 't gras, Zend hem ons weêr: 'k Zeg u niets meer. Dit berichtje, overgenomen uit „De Een- dragt" van Zondag 8 November 1857 kan na tuurlijk ook op een mystificatie berusten, die nend om aan Bilderdijks dichterloopbaan een onnozel en nuchter begin te laten toeschrijven. Anderzijds werd met de nodige ophef de Franse vertaling van een roman van de popu laire Jacob van Lennep aangekondigd; en wel volgens een bericht uit Den Haag, gedateerd 20 februari 1840: ln de Parijsche dagbladen wordt thans aangekondigd dat bij de boekhandelaars A. Cousin en weduwe Legras Imbert et Comp. aldaar een Fransche vertaling het licht ziet van den geschiedkundigen roman, de Roos van Dekama, waarmede onze 156

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1957 | | pagina 38