No. 5 landgenoot Mr. J. van Lennep voor eenigen tijd onze letterkunde heeft verrijkt. Men heeft deze vertaling aan den heer A. J. B. Defaucompret te danken, den zelfden, die, door het overbrengen der werken van Wal ter Scott, Cooper en andere beroemde En- gelsche schrijvers in het Fransch, ter regt algemeen roem heeft verworven. Dat de faits et gestes der nog levende auteurs nauwkeurig werden gevolgd moge blijken uit het onderstaande stukje over de dichter der „Meditations poétiques" uit 1852, die een viertal jaren tevoren zo van zich als volksleider had doen spreken. In het nummer van 19 februari van de bewuste jaargang lezen wij dienaangaande: De heer de Lamartine zal zich met der woon vestigen in het gebouw zelf, waarin het dagblad Le Civilisateur zal worden uitgegeven. De beroemde dichter houdt zich thans ijverig bezig met de uitgifte zij ner werken. Behalve zijn Dagblad en de Histoire de la Civilisation heeft hij ver schillende nieuwe werken voltooid. Literair-culturele inlichting in de meer enge betekenis van het woord brengt de Goes- sche Courant van 8 januari 1852 omtrent een voor ons land interessante toneelopvoering, welke te Parijs in het Theatre de la Porte Saint-Martin op 3 januari van dat jaar had plaats gevonden, althans naar het zeggen van de verslaggever: in werkelijkheid viel de eerste voorstelling reeds op 27 december 1851. Het betrof een nieuw drama van de dichter der Chimères, Gérard de Nerval dat hij in samenwerking met Joseph Méry (beiden wor den hier reeds als „bekende letterkundigen" aangemerkt) vervaardigd had. Het onderwerp was Laurens Janszoon Coster als uitvinder der boekdrukkunst, hetgeen de toneelredacteur met het nodige nationale zelfbesef aanmerkt als zijnde „overeenkomstig met de geschie denis". Maar naast deze voor zijn vaderlands ge voel strelende indruk kreeg de Hollandse toe ZEEUWS TIJDSCHRIFT schouwer het minder aangename gevoel, bij de neus genomen te worden, waar het de his torische inkleding betrof hetgeen de recen sent aldus onder woorden bracht: Voor het overige zullen diegenen, welke verder daarin naar geschiedkundige waar heden mogten zoeken, zich wel denkelijk zeer teleurgesteld voelen. Coster wordt voorgesteld als gedurig strijd voerende te gen den boozen geest, die, het belang van de uitvinding der boekdrukkunst gevoelen de, alles wat mogelijk is in het werk stelt, om den ondergang van Coster te bewerken De geest des kwaads of Satan ver toont zich aan hem in acht verschillende karakters Gutenberg, Faust en Schoeffer komen in het bedoelde drama voor als leerlingen van Coster, die hij aan het hof van Lodewijk XI heeft leeren ken nen en daar in de geheimen der boekdruk kunst ingewijd. De haarlemsche Coster blijft in den strijd tegen den boozen over winnaar. De boekdrukkunst wordt overal verbreid; Coster wordt verheerlijkt, terwijl Satan, met een gil, in den grond zinkt. De chroniqueur concludeert: „Het stuk heeft te Parijs grooten opgang gemaakt en schijnt de belangstelling der volksmenigte zeer op te wekken". Hij kon toen evenwel nog niet weten dat reeds op 23 januari, na 27 achtereenvolgende voorstellingen, de directeur van het theater, Mare Fournier, aan de auteurs de mededeling deed toekomen dat men van verdere opvoeringen afzag, aangezien de op brengsten niet tegen de grote onkosten welke het stuk met zich meebracht, opwogen. Ook de combinatie van verschillende kun sten trok soms de aandacht en bereikte het provinciale publiek, al werd dit slechts twee maal per week het „nieuws" voorgezet. Waar lijk, in die „goede, oude tijd" waren de men sen, ook op kunstgebied, geenszins van kennis der actualiteiten verstoken, ook al moesten ze van maandag tot donderdag en van donder dag weer tot maandag wachten, eer ze wat te horen kregen. 157

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1957 | | pagina 39