Zeeuws Tijdschrift
Het congres te Brugge
NUMMERS 7e JAARGANG 1957
ELKE grens heeft iets kunstmatigs, omdat aan weerszijden ervan de verwantschappen niet
zijn uitgeschakeld. Dit gaat ook voor een staatsgrens op, zeker voor die tussen België
en Nederland. De logica voor haar ontstaan in de Tachtigjarige oorlog is ver zoek.
Een grens heeft echter een tweede hieraan tegengestelde eigenschap. Gegeven haar grillige
ontstaan heeft zij de neiging zich toch te legitimeren, omdat aan weerszijden ervan zich
middelpuntzoekende krachten ontplooien. De afstand Aardenburg-Maldegem is daarom gro
ter dan zij is. Aardenburg oriënteerde zich immers op Den Haag, het Nederlandse onderwijs
systeem, de Nederlandse bestuurspraktijk en nog veel meer aan Nederlandse geestesgoederen;
voor Maldegem moet men hier Brussel en het adjectief Belgisch substitueren.
TOCH heeft de natuur nooit nagelaten haar rechten op de kunstmatigheid te hernemen.
Het pleit voor de opvoedende kracht van de Benelux dat binnen haar voor bestuur-
deren formele en voor bestuurden haast geclicheerde verband de realiteit van de geo
grafische verwantschappen zich naar voren heeft gedrongen. Sociaal-economische en cultu
rele ruimten laten zich kennelijk aan staatsgrenzen niets meer gelegen liggen.
Op 11 oktober 1957 congresseerden over deze problemen vertegenwoordigers van de pro
vincie Noord-Brabant, Nederlands Limburg, Belgisch Limburg en Antwerpen. Op 28 oktober
daaraanvolgend volgde te Brugge een gelijksoortige conferentie tussen West- en Oost-Vlaan-
deren en Zeeland, georganiseerd door de Provinciale Besturen en verzorgd door de Econo
mische Raden van West- en Oost-Vlaanderen en het Economisch Technologisch Instituut
voor Zeeland.
IN dit nummer publiceren wij de drie inleidingen. Aan de drie genoemde instituten werd
een nadere uitwerking opgedragen, die wij in de toekomst evenzeer zullen brengen. Publi
ceerbare reacties van onze lezers zijn als altijd welkom. Omdat ook onze getrouwen bij
brood en economie alleen niet kunnen leven is dit nummer voorzien van enige extra pagina's
aan andere gerechten. Wees zo vriendelijk dit extraatje zonder navordering te be
schouwen als inlossing van onze te-late-verschijning-schuld.
M. C. V.
121