No. 5
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
de aard van hun produktie elkander aan, indien zij maar over voelingspunten beschikten
waar hun koopwaren konden geruild worden. Deze voelingspunten lagen in de Nederlanden,
en Brugge was het voornaamste ervan, zodat het hoofdzakelijk aan de Vlaamse hoofdstad
te danken was dat de Middellandse- en Baltische economieën in het groots geheel van een
algemeen-Westerse huishouding werden verenigd...."1).
Aan de bloei van de lakennijverheid van Brugge. Gent en leper, welvaartspunten van
Vlaanderen, participeerden ook de steden Sluis, Vlissingen, Middelburg, Veere en Zierikzee.
Door de Ieperlee was ook leper via Nieuwpoort met de Noordzee verbonden.
Tegen het einde der XVe eeuw kwam in deze toestand verandering, door de geleidelijke
verzanding van het Zwin en door de troebelen in de Lage Landen. Brabant, nadien Ant
werpen en later Amsterdam wisten gaandeweg hun positie te verstevigen, vooruitgestuwd
door de krachten van de moderne tijd. De economische solidariteit tussen de drie provinciën
in de Middeleeuwen zou daardoor geleidelijk uiteenvallen. De Vlaamse lakennijverheid gaat
eerst haar fabrikaten op de Antwerpse markt afzetten2). Na 1585, wanneer de monding van
de Schelde door de Verenigde Provinciën beheerst en Brugge door de Staatse bezetting van
Sluis van zijn voorhaven beroofd is, zullen de drie provinciën gedurende een lange tijd uit
elkander groeien.
Zeeland komt, door de opkomst van Amsterdam en Rotterdam, in een excentrische hoek
te liggen waartegen de voordelen, welke Middelburg en Vlissingen nog wisten te halen uit
de handel op Oost- en West-Indië, niet konden opwegen. De twee Vlaanderen, beroofd
van hun traditionele uitlaat op de zee, gaan een lange periode van industrieel verval in, wel
ke de kortstondige opgang van de haven van Oostende de enige haven die aan de Zui
delijke Nederlanden was overgebleven niet zou vermogen te stuiten. (Oostendse Com
pagnie - begin XVIIIe eeuw).
In de XVIIIe eeuw nam de betekenis van Nederland als de stapelmarkt van Europa
echter af. De ontwikkeling van de havens van Londen, Liverpool, Bordeaux, Nantes en Ham
burg maakte de functie van internationale stapelplaats gedeeltelijk overbodig, en ook de ha
vens van het Zeeuwse Deltagebied verloren verder van hun vroegere betekenis.
Er moge op deze plaats vermeld worden, dat het kanaal tussen Gent en Brugge uit deze
periode dagtekent, en bedoeld was om de afgesloten uitwegen op de Schelde te vervangen,
een pseudo-Schelde dus. Zoals zovele wegen en kanalen in onze gewesten werd ook deze
vaart gegraven op initiatief van de Oostenrijkers. Begonnen in 1613, werd hij doorgetrokken
naar Oostende, Nieuwpoort en Duinkerke. Tot op het einde van het Ancien Régime speelde
deze vaart een zeer belangrijke functie in de buitenlandse handelsbetrekkingen van de Vlaam
se economie. De eerste steenwegen in ons gebied dagtekenen tevens van het einde van de
XVIIIe eeuw.
Het mag een speling van het lot genoemd worden, dat juist in deze gedeprimeerde econo
mische ruimte de industriële revolutie zo spoedig haar intrede zal doen. Inderdaad, in 1799
richtte Lieven Bauwens een mechanische katoenspinnerij op in het oude Karthuizerklooster
te Gent, en in 1805 een tweede spinnerij in de abdij van Drongen. De eerste machines „mule
jennies" en de eerste arbeiders had hij uit Engeland, bakermat van de industriële beschaving,
weten te smokkelen. Eerst de grote binnenlandse markt onder de Franse overheersing, later
de nieuwe afzetmogelijkheden in Java onder het Nederlands bewind, wakkerden de machten
van de nieuwe tijd in Vlaanderen aan. Deze nieuwe tijd zou ons niet alleen de gunsten van
de industrialisatie brengen; hij bracht ook het verval teweeg van de linnennijverheid, die
rond 1800 nog aan ca. 250.000 mensen werk verschafte in de beide Vlaanderen. De industriële
123