ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 5 riode waarin de dorpseconomieën vergruisd werden. Op dit ogenblik telt ons gebied nog ca. 3.096 textielbedrijven, (West-Vlaanderen: 1.992; Oost-Vlaanderen: 1.339; Zeeland: 35), met een globale tewerkstelling van nagenoeg 130.000 arbeidskrachten, hetzij 35 °/o van de totale tewerkstelling in de industrie in West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen en Zeeland. In het ge hele gebied worden 6 textielfabrieken aangetroffen met meer dan 1000 arbeidskrachten en 39 met 500 a 1000 tewerkgestelden. Maar de textielnijverheid heeft, zoals sindsdien door verschillende economisten werd aan getoond, over het algemeen niet hetzelfde cumulatief effect voor de industrialisatie als bij voorbeeld de metaalnijverheid. Omdat zij gesplitst in honderden produktie-eenheden kan uitgeoefend worden, heeft deze industrie weinig invloed op wat men „external econo mies" heeft genoemd, zodat zij als aantrekkingspool voor toeleveringsbedrijven en andere in dustrieën ook van geringer betekenis is. De enkele uitzonderingen hierop, nl. de constructie van weefgetouwen (leper, Marke), van textieltoebehoren (Roeselare) doen geen afbreuk aan deze regel. De grote ondernemingen buiten de textiel, welke op dit ogenblik in West-Vlaanderen, Oost- Vlaanderen en Zeeland bestaan, dateren voor een groot gedeelte van het begin onzer eeuw, en zij beginnen slechts nu ten volle hun neven-effecten te laten gevoelen (zie tabel 1). Aan de vestiging van deze grote ondernemingen bij het einde van de 19e eeuw gingen een aantal infrastructuurwerken vooraf, welke nog altijd het geraamte blijven van onze economie. Buiten het dichte net van spoorwegen dat praktisch alle slagaders voor baanvervoer ont dubbelt, zijn vooral de kanaalwerken van vrij grote betekenis. Het kanaal van Cent naar Terneuzen werd gegraven in 1825-'27, en in 1880 en 1900 ver beterd. Door dit kanaal werd Gent in de ware zin van het woord een zeehaven. Nadat bij het einde van de zestigerjaren de Kreekrakdam en de Sloedam tot stand waren gekomen ten behoeve van de spoorverbinding Vlissingen-Roosendaal, werden twee nieuwe Noord-Zuid waterwegen gegraven in Zeeland, nl. (1) het Kanaal door Walcheren, dat de buitenhaven van Vlissingen over Middelburg aansluit met het Veerse Gat en de Zandkreek, en (2) het Kanaal door Zuid-Beveland, dat de Westerschelde verbindt met de Oosterschelde, en de verbinding verzekert tussen Gent en de Rijn. De nieuwe buitenhaven te Vlissingen kwam tot stand in 1870 en werd omstreeks 1930 aanzienlijk vergroot. In West-Vlaanderen werd in 1860 de vaart van Kortrijk naar de Schelde voltooid en kwam de vaart van Roeselare naar de Leie tot stand in 1871 waardoor het Zuiden en het centraal gedeelte van de provincie op het Scheldebekken zijn aangesloten. Vermelden wij nog, volledigheidshalve, dat van 1860 tot rond 1890 private pogingen in het werk werden gesteld om ook de streek van leper met de Leie te verbinden, pogingen welke echter halverwege zijn blijven steken. Ten slotte werd bij het einde van de 19e eeuw te Zeebrugge een nieuwe zeehaven aange legd, verbonden door een zeekanaal met de stad Brugge. Zodoende werd de hoofdplaats van West-Vlaanderen, welke sinds de moderne tijd van haar verbinding met de zee beroofd was aangezien men bezwaarlijk het onder Napoleon aangelegde kanaal van Brugge naar Sluis als dusdanig zou kunnen beschouwen opnieuw een havenstad. Deze havenstad is wel iswaar nog maar in wording, want tot tweemaal toe werden de installaties door oorlogs geweld vernield. Nochtans, alle tekenen wijzen er op, dat Zeebrugge en zijn achterhaven aan de rand van de stad Brugge een perspectiefvolle toekomst tegemoet gaan. In de loop der jaren werden tevens werken uitgevoerd aan de havens van Gent en Oostende. In 1945 werden de haveninstallaties van Nieuwpoort vernield; zij werden tot op heden niet hersteld. 126

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1957 | | pagina 8