No. 5 ZEEUWS TIJDSCHRIFT Economische structuur van de drie provincies. Wij hebben tot hiertoe een kort overzicht gegeven van 10 eeuwen geschiedenis, waarvan de slinger achtereenvolgens van de pool eenheid naar de pool verdeeldheid is gegaan. Meteen zijn de tekeningen van het economisch landschap van onze drie provinciën klaarder ge worden. Sinds het einde van de tweede wereldoorlog is de slinger van de geschiedenis wel zeer vlug de richting van de eenheid en de eensgezindheid uitgegaan. Het lijkt daarom dubbel belangwekkend even de economische structuur van het zee- en stromengebied van Nederland en België te beschouwen. Straks immers zullen wij geroepen worden om gemeenschappelijk onze welvaartsplannen uit te werken, en aan te passen, niet aan de schaal van een provincie, maar wel aan deze van een economische streek. De totale tewerkstelling in de drie provincies bedroeg in 1947 (1950) 875.000 eenheden, waarvan 51 in Oost-Vlaanderen, 37 in West-Vlaanderen en 12 in Zeeland geteld werden. Deze actieve bevolking is voor 25 in de landbouw, voor 40 in de nijverheid, en voor 35 in de verzorgings- en dienstensector werkzaam. De landbouw is in dit gebied zeer lang de hoofdbron van bestaan geweest, en is het nog steeds in de meeste delen van Zeeland, behoudens Walcheren en Oost Zeeuwsch-Vlaanderen, in de arrondissementen Veurne, Diksmuide, leper in West-Vlaanderen en in de arrondissement ten Eekloo, Oudenaarde en in mindere mate Sint Niklaas in Oost-Vlaanderen. Uit deze sec tor zijn in het verleden de talrijke arbeidskrachten gekomen die nu in onze industrieën werkzaam zijn, of die, bij gebrek aan voldoende mogelijkheden in eigen streek, de arbeids markten van het westen van Nederland, Noord-Brabant, Antwerpen, Brussel, het Luikse en Noord-Frankrijk hebben aangevuld. Want zijn onze drie provinciën, ter uitzondering van enkele plaatsen in de industriële ontwikkeling achtergebleven, zij waren van in de 19e eeuw omringd door grote en machtige industriële centra en zones, die als het ware op de rand van onze arbeidsmarkt zijn gesitu eerd, van Rotterdam over Antwerpen en Brussel tot Rijsel en Duinkerke. In deze onmiddel lijke aanpalende centra zijn van 2 tot 3 miljoen mensen tewerkgesteld. Juist nu gaat de uitschakeling van werkkrachten in de landbouw vlug verder, door de zeer snel doorgevoerde mechanisatie, door de grote vooruitgang van de landbouwtechnolo- gie, door de structurele verbetering, in de Zeeuwse landbouw door verkavelings- en cultuur technische werken, door de langdurige crisis in de Vlaamse nijverheidsteelten en door de almaar stijgende aantrekkingskracht van de industrie. Deze uitstoting wordt in Zeeland slechts ten dele gecompenseerd door de tewerkstelling aan cultuurtechnische- en landaanwin ningsprojecten; in de beide Vlaanderen wordt de uitstoting ongetwijfeld vertraagd door ver doken werkloosheid. Recente voorbeelden van uitschakeling van handarbeid in de landbouw liggen trouwens voor de hand. De chemische selectieve onkruidbestrijding, waardoor het arbeidsintensieve wie den uitgeschakeld wordt en het inzetten van de hopplukmachine, waardoor het handplukken verminderd wordt liggen in deze lijn. Tegenover de tendens tot uitschakelen staat ook een tegenovergestelde tendens, nl. door intensivering van de produktie en aanwinnen van landbouwgronden door inpolderingen, de tewerkstelling in de agrarische sector te verruimen. De winning van bodem is alleen voor Zeeland van betekenis; de intensivering door overschakelen van de traditionele landbouw- teelten naar fruitteelt in Zeeland, groenten in Zeeland en West-Vlaanderen en bloementeelt in Oost-Vlaanderen is echter in het geheel van ruimere betekenis. De grondtendens in de landbouw is echter zonder twijfel gericht op uitschakeling van 127

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1957 | | pagina 9