ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 6 Westen, waaronder zich een verenigingsleven kan ontplooien, dat voor velen een baken in de duisternis kan worden, toch wel gunstiger worden. Veranderingen. Begin 1955 kwam er in Zeeland op initia tief van de redactie van het „Zeeuws Tijd schrift" een aantal deskundigen bijeen, die van gedachten hebben gewisseld over het onder werp: „De sociaal-culturele veranderingen door het Deltaplan". Van welke feiten zo vroeg men zich daar af kunnen we nu eigenlijk uitgaan? Dat bleken er al heel spoe dig zeer weinig te zijn: er worden dammen gelegd en daardoor worden de verbindingen beter. dat was eigenlijk alles, zo vermeldt het verslag van deze bijeenkomst. Ik geloof, dat er wel meer is, denkt U alleen maar aan de ontzilting en de hierdoor verdwijnende mossel- en oestercultuur, wat ook tot de feiten moet worden gerekend. En sociale feiten, daar werd in 't geheel niet van gerept en m.i. zijn die juist in dit verband van het grootste be lang. Van het, overigens geringe, feitenmateriaal noemen wij het probleem van de dorpen in Zeeland, die voor 60 of meer procent uit land arbeiders bestaan terwijl de kerkeraden zijn samengesteld uit alleen maar middenstanders en grote boeren. Wanneer de arbeider geen medezeggenschap heeft in de onderneming, waarin hij werkt, dan is het huis te klein. Maar de ijver voor Gods huis verteert hem bepaald niet. Juist in die dorpen, waar de verhouding tussen de boeren en de landarbei dersstand gespannen is (op Goeree Overflak- kee is van spanningen sprake) zou het n.m.m. van goed beleid getuigen als daar gemêleerde kerkelijke colleges waren, want wat gebeurt er anders? Dat de arbeiders liever naar een kerk op een andere plaats gaan. Daar zien ze des zondags tenminste niet juist die per sonen in de kerkeraadsbanken zitten, waar mee ze de rest van de week op gespannen voet leven. Als ze in die banken ook hun eigen mensen hebben dan kan dit niet an ders dan bevorderlijk zijn voor de gemeen schap der heiligen, óók als deze arbeiders zogenaamd niet geschikt zijn voor het ouder ling- of diakenschap. Want als de dorpsver houdingen tot in de kerk toe worden vol gehouden en als dan de dorpssamenleving wordt gedesorganiseerd door het plotselinge contact, dat door het Delta-project mogelijk is geworden, wat gebeurt er dan met de kerk? Daar behoeft U niet naar te raden, want dat is sociologisch gesproken duidelijk. DE groep deskundigendie op uitnodiging van de redactie van het „Zeeuws Tijd schrift" in 1955 over de sociale ver anderingen door het Deltaplan sprakwas het er in zijn geheel over eens, dat er sprake is, en in versterkte mate sprake zal worden van een generatieconflict. Door de gebeurtenissen wordt een sociaal proces in werking gezet, dat betekent, dat er wijzigingen gaan optreden in de sociale afstanden, met name de afstanden tussen de leeftijdsgroepen; binnen de leeftijds groepen worden de afstanden kleiner en tussen de leeftijdsgroepen groter. De jeugd is al an ders dan de oudere generatie en zal dit in nog sterkere mate worden. In een statische sa menleving is van zulk een conflict nooit spra ke. Het is typisch een kenmerk van samen levingen in beweging. De kinderen kiezen niet meer het beroep van hun ouders. De land bouw biedt hen geen mogelijkheden meer of de industrie oefent grotere aantrekkings kracht. Hierdoor gaat het werkcontact in ge zinsverband, dat zeer gemeenschapsvormend werkt, verloren. Dan is er de relatief ongun stige woningsituatie, waarvan men zich ster ker bewust wordt naarmate men met nieuwe toestanden in aanraking komt. Het gezinsle ven wordt erdoor belemmerd. De kinderen zijn veel uithuizig en buiten de invloedssfeer der ouders. De statistieken wijzen uit, dat in 1947 26 der woningen in het Zuid-Westen één- of tweekamerwoningen waren tegen 10 in geheel Nederland. 2) En verder, dat het aan tal personen per vertrek 1,05 bedroeg, tegen 0,9 in Nederland. Bij dit laatste speelt uiter- 176

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1957 | | pagina 12