No. 6
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
aard ook de gezinsgrootte een rol, maar het
kenmerkende voor deze streek is juist, dat de
gezinnen dooreengenomen niet groot zijn, ver
geleken met het Nederlands gemiddelde. De
jeugd komt in contact met de industriële we
reld en met de moderne vermaaksindustrie.
Voor de ouderen (en dat zijn er in Zeeland
velen: in 1947 9Yi 65-jarigen en ouderen
tegen 6,8 in heel Nederland) is dit alles
vreemd en deels ook vijandig. Ik zeg deels,
omdat gebleken is dat in zaken van het da
gelijks werk, het boerenbedrijf en de handel
weinig of geen weerstanden bestonden. De
invoering van moderne technische hulpmid
delen ging vlot; de organisatie van het be
drijf en de afzet van de produkten zijn op
moderne leest geschoeid. Traditioneel bleven
echter het geestelijk en kerkelijk-godsdienstig
leven. Denk b.v. aan het Zeeuwse mysticisme.
Deze ouderen drukken nu nog hun stempel
op de samenleving, hetgeen in iedere agra
rische, statische gemeenschap het geval is.
Naarmate deze gemeenschap echter in nauwer
en veelvuldiger contact komt met de miljoe
nenbevolking van de randstad Holland in het
Noorden, het Belgische industriegebied in het
Zuiden met als meest no.ordelijke uitloper de
kanaalzone van Zeeuwsch-Vlaanderen, en de
centra van Bergen op Zoom en Roosendaal in
het Oosten, waardoor deze in beweging komt,
zal dit stabiliserend element der ouden, die
als het ware een vliegwieleffect hadden op
de beweging, aan betekenis inboeten. Alvorens
het echter zover komt kan men echter een toe
spitsing van de tegenstellingen verwachten.
De eigen kenmerken van de afzonderlijke ge
bieden zullen zich sterker laten gelden, omdat
het regionaal bewustzijn toeneemt. De Beve
landers zullen zich sterker Bevelander gaan
voelen en de Tholenaars sterker Thools naar
mate het contact met de buitenwereld toe
neemt. En aangezien de ouden in veel sterker
mate het regionale bewustzijn hebben dan de
jeugd, betekent dit dat het generatieconflict
zal toenemen. Anton van Duinkerken noemt
dit een cultuurhistorische „wet". Is dit con
flict te vermijden? Ik meen van niet. Maar
dit wil niet zeggen dat ons daarom een ramp
te wachten staat. Het gaat er maar om wat
wij met dit conflict, dat als een onvermijde
lijke gegevenheid aanwezig is, doen, hoe wij
het gebruiken. Conflict betekent wrijving. En
die wrijving kan ons tegenwerken, b.v. door
dat hij de snelheid van de race-auto verkleint,
zelfs al is die nog zo goed gestroomdlijnd.
Maar anderzijds kunnen we die wrijving ook
goed gebruiken: we maken er vuur mee, door
dat we de lucifer langs het doosje wrijven en
doordat we een draaiende beweging overbren
gen van het ene wiel op een ander, met behulp
van een drijfriem (als er geen wrijving was,
zou de riem „slippen"). Zo moet van deze
generatiewrijving ook gebruik worden ge
maakt, want zij is er en kan door geen socio
loog of psycholoog worden voorkomen. Hoe
kan van het generatieconflict een gunstig ge
bruik worden gemaakt? M.i. door de jongere
generatie te binden, ook organisatorisch, aan
een bepaald ideaal, dat best mag afwijken van
wat de ouderen graag zouden zien. Want het
is duidelijk, dat het individueel of „bende"-
gewijze richtingloos slenteren door de stadjes,
het veelvuldig bezoek aan passief makende
vermaaksinstellingen als bioscopen en het op
een verkeerde manier actief makende bezoek
aan dancings en het opzetten van grote mon
den tegen de ouders in hun eeuwige kleder
dracht, die altijd maar bezig zijn met het vee
en op het land, alsof er niets anders op de
wereld bestaat, dat dat misbruik maken be
tekent van het generatieconflict. Dat klinkt
misschien vreemd. Het is niet het generatie
conflict zelf, maar het misbruiken ervan! Het
juiste gebruik is: integreren op hoger niveau.
Wat betekent dat? Integreren betekent: er zijn
twee partijen en ieder hebben ze hun eigen
gedachten en ideëen en idealen. En nu is de
vraag niet: wie van de twee wint het, maar:
wanneer gaan ze samen trouwen! Want als
het op strijd aankomt dan verliest tien tegen
één de oudere generatie op de duur. En dat
betekent, dat zij met hun arbeidzaamheid,
waardoor zij als landbouwers tot zulke grootse
en moderne prestaties in staat zijn geweest,
177