No. 6 ZEEUWS TIJDSCHRIFT Rationalisatie van het bedrijf. Een heel ander probleem is dat wat men wel eens aanduidt als: kunstmest en ontkerste ning. Dit wordt niet als een ongepast grapje bedoeld, maar als een korte en krachtige aan duiding van het verloren gaan van het gevoel van afhankelijkheid van Hem, die zaaiing en oogst, zomer en winter, regen en droogte ons toedeelt op Zijn tijd en naar Zijn welbehagen. De kunstmest voeg ik toe op mijn tijd en naar mijn eigen welbehagen en de resultaten zijn nog prachtig ook. Dit beïnvloedt de ziel van de landman. Van dezelfde strekking is een uitspraak als deze: een boer, die op een tractor 3) gaat zit ten, verandert zijn ziel. Mij persoonlijk klinkt dit nogal boud, maar de man, die dit neer schreef, is een plattelandspastoor met een 12- jarige ervaring en die bovendien kan bogen op instemming van velen zijner collegae. Als de ziel verandert, denken wij sinds Freud aan een reorganisatie van het bewuste t.o.v. het onbewuste. Misschien mogen we dit zien in sociologische termen als een ontmoeting van industrialisatie en traditie? Is het waar, dat de uitbreiding, die het menselijk lichaam on dergaat, wanneer de machine als verlengstuk daarvan wordt gehanteerd, ook een uitbrei ding van de ziel noodzakelijk maakt, doordat dit geheel a.h.w. trilt van een nieuwe, onge kend grote hoeveelheid energie, waarmee de strijd met de natuurkrachten succesvoller kan worden gestreden? Dan is het conflict tussen ziel en geest geboren. Deze strijd met de weerbarstige grond is eigenlijk het leven van de boer, zijn dagelijks werk. De strijd tegen het water, die culmineert in het Deltaproject, is toch niet zijn beroep, hij is er minder op ge oriënteerd, zo is ook gebleken uit een onder zoek naar de sociale gevolgen van de waters nood. Maar er is meer. Zodra de boer inziet, dat hij een tractor niet meer kan ontberen, gaat hij zijn intrede doen op de markt van de grootindustrie. Dat is een geheel ander soortige markt dan die, waar hij tot nog toe mee te maken had. Economisch anders, maar sociaal evenzeer! Hier ontstaan de relaties met het kapitalisme in de zin van Sombart, de rekenachtigheid en de scherpe calculatie. De tractor brengt zijn administratieve (af schrijvingspercentages) en technische (repara tie en onderhoud) besognes met zich, die de mentaliteit van de boer beïnvloeden. Hij wordt een „captain of agriculture". Allerlei veranderingen hangen hier weer mee samen, o.a. deze, dat de arbeid wordt gedegradeerd, zoals een oude boer het uitdrukte, tot „een aantal uren", vroeger was werken en leven voor de boer hetzelfde, het was een existen tiële totaliteit. Nu gaat de polyvalentie zijn intrede doen, de arbeid wordt een facet ten gevolge van de mechanisatie. Vroeger kende de boer alleen de wisselvalligheden van de natuur, nu krijgt hij in versterkte mate te ma ken met het marktrisico. Het wonderlijke is nu, en daar komt het hier op aan, dat hij zich sterk van zijn God afhankelijk voelt als het gaat om de wisselvalligheden der natuur, maar niet als het gaat om de wisselvalligheden van de markt, die toch evenmin verklaarbaar zijn. Wie heeft tot nu toe een bevredigende verklaring kunnen geven van het verschijnsel der wereldconjunctuur? De dankdag voor het gewas spreekt aan. Die voor maatschappelijke zegeningen nauwelijks. „Het is God, die de wasdom geeft", maar God doet toch veel meer? Of doet Hij sinds de kunstmest minder? Hier rijzen problemen van godsdienst en sa menleving, waar de geestelijke verzorging toch wel terdege rekening mee moet houden. En m calvinistische kring, waar men naar het woord van prof. Schippers, aan het situatieve denken zulk een voorname plaats inruimt, kan men met al deze dingen ook terdege rekening houden. In R.K. kring liggen de zaken n.m.m. iets anders. In de R.K. literatuur bemerkt men nogal eens een zekere nostalgie, die tot uit drukking komt in een afwachtende houding t. a.v. de industrialisatie (niet openlijk, maar ver kapt) en een sympathieke houding tegenover de gemeenschappen van weleer, met name die van de Middeleeuwen. Daar spreekt men dan ook graag van een mechanisme der ontkerste ning, waarbij dan als prima causa de industri- 181

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1957 | | pagina 17