De visser van de Noordzee No. 6 ZEEUWS TIJDSCHRIFT door Louis Lockefeer DE duinen van Cadzand stuiven in het onbarmhartig zonnelicht. Er is bijna geen wind en alleen aan de zee, die een kijkver teruggetrokken ligt op de eblijn is enige verfrissing. De zomerhuisjes hebben hun gordijntjes toe geschoven: ingesponnen larven die het zon licht schuwen. De tenten in het kamp zijn opgesjord en drinken de warmte. De kleine badplaats ligt dood. Alleen in café „Bona" is een luidstoei- ende drukte van kampeerders die zich ver dringen rond een halfgestemde viool, waaruit stuntelige melodieën als halfzieke kinderen hinken tot bij de benzinepomp, waar een Amerikaan de knecht tracht duidelijk te ma ken dat hij een garage zoekt voor een klein motordefect. De knecht vlucht in een O-K- houding en yest er duchtig op los, zonder ook maar enigszins te begrijpen wat de man met het geruite hemd bedoelt. Tot hij ten einde raad de benzinedop van de auto rukt en be gint te tanken, tot ergernis van de eigenaar, die dit zeker niet bedoeld had. Zo is het nou bij ons in Cadzand. De exploitanten van on dernemingen staan daar op het benijdenswaar dig Nederlands standpunt, dat iedere vreem deling die daar wil genieten van het heerlijke strand, Nederlands moet leren, naast de moe dertaal die hij spreekt. .Van het dorp nadert een groot vehikel Cadzand-bad. Na enkele hortende stoten staat de vrachtwagen want dit blijkt de bedoe ling te zijn van het merkwaardig rijtuig stil en het portier wordt opengegooid. Een kleine man van om en nabij de zeventig vitaal en krachtig in een khaki-broekje dat tot even over zijn magere knieën reikt, springt de treeplank af en gaat op de benzinepomp toe. Hij helpt eerst in vlot Engels de Ameri kaan en vraagt dan zelf de weg naar het kamp Retranchement. Hij spreekt het woord met een Frans accent, zodat de knecht absoluut niet begrijpt wat het merkwaardige oude heertje bedoelt. Deze geeft de moed na enkele intense pogingen op en gaat hoofdschuddend terug naar de wagen. Dan schijnt er toch iets wakker te worden in de benzineman: hij roept het meneertje nog iets na. „Ge bedoelt toch zeker 't Reziment nie ze ker? Waar al die tenten van die mensen uit Holland staan?" Het meneertje knikt maar van ja! „Recht deur riën langs 't Haventje; dan vraag je 't gunder nog maar eens!" Met een hels lawaai slaat de motor aan; knarsend schiet de handle in de eerste ver snelling en onder luid gejuich van een onbe paald aantal kinderen rolt de oude Ford-be stelwagen, want zoiets moet het moeilijk te identificeren wegtuig zijn de nieuwe asfalt weg op. DOKTER Alsem staat bij de ingang van het fleurige kamp, dicht bij het Zwin en wijst zijn zes knapen een wagen die schijnbaar naar het kamp moet, maar het op het zandpad met zijn diepe putten heeft be geven. „Helpen jongens!" De vreugderoep van de knaapjes werkt als 185

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1957 | | pagina 21