ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 6 een springveer. Uit alle hoeken van het kamp stromen kinderen toe en ongeveer een twintigtal jongens en meisjes, een levende bon te lappenwinkel die fonkelt en kleurt in de felle augustuszon, rolt op de wagen aan. Ook dokter Alsem is met vlugge passen na derbij gekomen. Het oude heertje met een kleine grijze snor, een oude grijze flaphoed en khaki hemd met dito broek, staat op zijn blauwe gymnastiek- schoentjes in correcte houding voor dokter Al sem. Hij buigt even en met een nasale stem stelt hij zich voor: „Sytzen Deschampes uit Sittard. Oud-Inspecteur van de Belastingen." Een dame komt naderbij. „Mijn vrouw", vervolgt de heer Sytzen en dokter Alsem kijkt enigszins verwonderd naar de jonge, frisse vrouw die zich lachend uit de cabine gewerkt heeft en nu naast haar man staat. „Mijn kinderen zijn niet meer te zien! De snaken!" zegt nu Sytzen. Er zijn er acht, de oudste is twaalf. „Dan heet ik U van harte welkom in ons kamp, mevrouw en meneer Sytzen" lacht de dokter, „het wemelt hier van de kinderen; Uw acht zullen zich best amuseren." „Ik had er van gehoord! Ik heb heel wat af- en doorgesnuffeld, voor ik mijn besluit genomen heb. Een ouwe speurhond hè!" En hij lacht zijn sterk, bruin gebit bloot, terwijl hij een klein doorrokertje stopt Dan keert hij zich naar de kinderen. „Kun jullie hard trekken?" Een gehuil van instemming. Dan maakt Syt zen Deschampes een kabel vast aan zijn wa gen, kruipt in de cabine, zet de auto vrij en commandeert: „Trekken maar!" De lappenwinkel hangt rond het touw: een gestreken mast met alle vlaggen ter wereld. „Trekken maar!" Wat een stem heeft die Sytzen! Hard en taai als een tam-tam, opgehangen aan lianen. De ouwe Ford loopt krakend vooruit. De kin deren joelen van plezier en meneer Sytzen Deschampes lacht hard en hij roept: „Zin gen! Waar de blanke top der duinen!" En met zijn ene hand zwaait hij de maat buiten de cabine en de vlaggenzee stemt in, gedreven door de metalen scheepsroeper uit de cabine. Het is een geweldige intocht, vindt Sytzen. Heel het kamp is uitgelopen. Van de duinenrij langs het Zwin klinkt gelach en geroep, een straaljager raast laag over en op een wei achter het kamp begint een leger koeien te loeien. Dan start de heer Sytzen de motor. Eerst pruttelend dan loeit het in het oude karkas, zodat de bonte vlaggenzee in gierende schrik uiteenstuift. .„Ik had het me zo maar kunnen dro men," lacht Sytzen en hij wist zich het zweet af met een grote geruite zakdoek. Nu haalt hij een groot vel papier uit de wagen vol rode en blauwe lijnen. Het lijkt een ingewikkeld architectonisch ontwerp van een machtig flat gebouw. De wagen wordt afgeladen en grote hoe veelheden tentzeil, oude matten, lopers, tou wen, stokken en opgevouwen kinderledikant- jes komen te voorschijn. Om twee uur begon architect Sytzen Des champes en om negen uur des avonds was zijn kamp klaar. Een twee-persoonsbed met een tent er over voor hem en zijn vrouw en acht een-persoons- tentjes gebouwd van zeil en matten en in ieder van de tentjes een klein bedje. Het was een wonderlijk geheel en er werd stiekum hard gelachen in het kamp, maar de heer Sytzen was volmaakt tevreden en ge lukkig. „Het is zo erg overzichtelijk," verklaarde hij met rechtmatige trots tegen dokter Alsem. „En U als dokter zult moeten beamen dat van de grond slapen meer verantwoord is dan er op!" Hij stopte zijn pijpgreep een oude gi taar waarvan onderweg een paar snaren gesprongen warenen begon met een sten torstem aan een Limburgs repertoire. Zijn kinderen zongen mee en zijn vrouw zette koffie op een primus. Toen de lucht achter de duinen groeide tot een zee van bloed, vervloeiend in het diepe 186

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1957 | | pagina 22