Volkenrechtelijke aspecten van het Deltaplan
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
No. 6
door Drs. M. C. Verburg
De Schelde en de tussenwateren.
ÏN 1585 werd Antwerpen door de Noorde
lijke Nederlanden om redenen van concur
rentie van de zee afgesloten door blokkade
van de Ooster- en Westerschelde. Pas in 1792
toen de Fransen zich van België hadden mees
ter gemaakt, hebben deze de sluiting van de
Schelde opgeheven. In 1815, na de Napoleon
tische oorlogen, werd dit bevestigd door het
Wener-congres bij de zogenaamde Wener Slot
akte. Nederland en België werden verenigd.
In 1830 maakte de Belgische Opstand aan
deze vereniging een eind. De internationale
conferentie te Londen leidde in 1831 tot een
verdrag dat de scheiding vastlegde en onder
meer de Belgen de voortdurende bevaarbaar
heid der Schelde, een vrij verkeer van Ant
werpen en vrije scheepvaart op de Nederland
se verbindingswateren tussen Schelde en Rijn
verzekerde. Ter regeling van de hieruit voort
komende moeilijkheden werd het zogenaamde
Schelde-régime en dat der tussenwateren bij
verschillende verdragen geregeld te weten het
NederlandBelgische Verdrag van 1831, de
Mainzer Rijnvaartakte van 1831 en de Mann-
heimer Rijnvaartakte van 1868.
Op grond van deze volkenrechtelijke over
eenkomsten nu beweren vele Belgen bezwaren
tegen het Deltaplan te moeten aantekenen.
Deze betreffen de toestand der vaargeulen en
de waterstanden.
België verwacht een oponthoud door het
in 1967 in werking treden van de sluis in het
Volkerak. Zolang de Oosterschelde niet is af
gesloten (in 1978) moet de sluis bij Wemel-
dinge in werking blijven, zodat de schepen
die varen tussen de Belgische havens en de
Rijn 11 jaar lang drie sluizen (ook die bij
Hansweert) moeten passeren. Ook de ijsvor-
rning op het zoete meer vormt voor de Belgen
een bezwaar. Nederland zou nu bij het Delta
plan eigenmachtig optreden door zich van het
régime van de Schelde en de tussenwateren
niets aan te trekken. België daarentegen be
schouwt dit régime als zijnde geregeld door
een volkenrechtelijke verbintenis. In dit land
redeneert men als volgt.
De Westerschelde blijft open, maar welke
zal de weerslag van het Deltaplan zijn op de
geulen en banken? De Schelde omvat ook de
Oosterschelde, waarvan Nederland volgens de
Wener Slotakte de bedding mede moet onder
houden, zodat afdamming ongeoorloofd is.
Een aanvaardbaar alternatief zou wellicht
nog een schutsluis in de Kreekrakdam kunnen
zijn, maar deze is niet voorzien. In het Vol
kerak, een tussenwater, is voorts Nederland
niet gerechtigd een sluis te bouwen. In de eer
ste plaats zal de Oosterschelde dan namelijk
vóór de afsluiting vele jaren onderhevig zijn
aan hogere waterstanden, grotere stroomsnel-
heden en wellicht beschadiging van de vaar
geulen naar zee.
In de tweede plaats bepaalt art. 9 8 van
het Verdrag van 1839: „Indien natuurlijke
gebeurtenissen of werken van kunst de in het
tegenwoordig artikel aangewezene wegen voor
de scheepvaart voor het vervolg onbruikbaar
mochten maken, zal de Nederlandsche regee
ring aan de Belgische scheepvaart, ter vervan
ging der onbruikbaar geworden wegen, andere
zoodanige wegen, die even veilig en even goed
en gemakkelijk zijn, aanwijzen" (cursivering
190