ZEEUWS TIJDSCHRIFT
No. 1
talrijke protesten gehoord. Waarop provin
ciale staten besloten naar Zierikzee te gaan
om er de opvatting van de bevolking te horen.
In maart 1954 werd deze vergadering gehou
den, een bijeenkomst waar in vaak bewogen
bewoordingen de Schouwenaars en de Duive
landers hun mening over het rapport verkon
digden. „Dit rapport is een blunder!" zei een
spreker geladen. En een ander verklaarde:
,,Het was het papier niet waard, waarop het
was gedrukt.
Dat was in 1954, nu al weer vier jaar ge
leden. De gemoederen zijn intussen wat rus
tiger geworden. Wie thans het woord „Re
constructierapport" uitspreekt, wordt op
Schouwen-Duiveland niet meer aangekeken
als een man, die zich van lelijke woorden be
dient. Er is distantie gekomen tussen nu en
de dagen van 1954. Volstrekt vernietigende
oordeelvellingen, zoals men destijds bijna
dagelijks hoorde, blijven nu vrijwel uit. Bij
alle gesprekken over het plan zijn echter nog
altijd twee stromingen globaal te onderken
nen: pro en contra. Maar men kan ook zeggen,
dat het hier gaat om twee stromingen, die
niet strikt Schouws of Duivelands zijn, doch
die in het algemeen gaan over de vraag in
hoeverre de overheid een ordening, een plano
logische ordening zo men wil, dwingend kan
opleggen. Deze problematiek nu kwam tijdens
een discussiebijeenkomst op zaterdagmiddag
22 februari 1958 ten huize van burgemeester
Dijckmeester duidelijk naar voren.
Aan deze discussie werd deelgenomen o.m.
door ds. F. A. van Liere, Hervormd predi
kant van Renesse, destijds een van de belang
rijkste woordvoerders van de oppositie. Uit
zijn woorden bleek duidelijk, dat het hem toen
er geenszins om was (en nu is begonnen) om
bijvoorbeeld de voordelen van grotere woon
kernen te ontkennen. Maar wel kantte hij zich
tegen een kunstmatig in het leven roepen van
grotere eenheden ten koste van nog levende
kleinere gemeenschappen. Er dient hier geen
dwang van bovenaf te zijn. „Een overheid,
die zoiets doet, eigent zich een taak toe, die
haar niet toekomt" zei ds. Van Liere zeer
beslist.
Zijn gereformeerde collega uit Zierikzee. ds.
Y. J. Tiemersma, viel hem bij: „De gemeen
schap is een levende zaak. Daarmee kan men
niet zomaar ongestraft doen wat men wil. De
overheid dient hier slechts te luisteren, om al
luisterende de gemeenschap van dienst te
zijn
Doch er waren ook andere opvattingen te
horen. Burgemeester J. L. van Leeuwen van
Brouwershaven een strijdbaar man, niet
alleen in het debat en het raadslid L. van
der Klooster uit Burgh betreurden het, dat
juist van die omstreden bevriezing niet veel
terecht was gekomen. Kleine gemeenschappen
lijden aan „bloedarmoede": het verenigings
leven, het kerkelijk leven, het sukkelt allemaal
met een gebrek aan krachten. „Helaas, toen
op een bepaald ogenblik beslissingen genomen
moesten worden, toen is er meer geluisterd
naar plaatselijk chauvinisme en sentiment dan
naar gezond verstand" verzuchtte de heer
Van der Klooster.
Maar tegen deze opvatting kantte zich ds.
Van Liere: „Bij mij was en is tot dusver geen
sprake van plaatselijk chauvinisme en senti
ment. En wat dan nog? Hebben plaatselijk
chauvinisme en sentiment dan niet hun goed
recht? Moeten die opzij worden gezet?" En
archivaris Van Beveren, dagelijks verkerend
met de historie, voegde aan de exclamatie van
de predikant nog waarschuwend toe: „Wat
in het verleden is gegroeid kan niet worden
genegeerd. Wanneer dat gebeurt, straft het
zichzelf!"
Twee groepen dus. De ene wees een ver
gaande planning af, omdat daarin de mens
wordt teruggebracht tot een „schakel in het
produktieproces", zoals ds. Van Liere het for
muleerde in het voortreffelijke herdenkings
boek Gekwelde grond", „De mens wordt
natuurlijk voor zijn eigen bestwil) gedwongen
zijn mens-zijn prijs te geven ter wille van het
hoogste goed van de economische vooruit
gang". De tweede groep daarentegen meende,
dat de eisen van de huidige samenleving de
18