No. 1 ZEEUWS TIJDSCHRIFT REEDS lang kreeg de individuele verschij ning der dingen voor veel moderne kunstenaars minder betekenis. Evenals deze kunstenaars tracht ook Minderhout de onderdelen samen te stellen tot een nieuw or ganisme en streeft hij naar een nieuwe vorm en ruimtebeleving, waarin het motief haar primaire functie verliest en een ondergeschikte rol krijgt toebedeeld. Veel middelen schijnen daarbij geoorloofd en het is te begrijpen dat de kunst hierdoor een vaak experimenteel aanzien krijgt. Ook Minderhout blijkt een rusteloos zoeker en hoewel een cubistische gevoeligheid steeds merkbaar blijft, zijn er nog geen symptomen te bespeuren die er op wijzen dat een aanpas sing of berusting in een bepaald schilderkun stig millieu aanstaande is. Daarvoor blijkt de speur- en tastzin te werkzaam en de relatie tot de moderne kunstevolutie te nauw. Toen Minderhout in de Landbouwhuis- houdschool te Kruiningen en in de Rijkswerk plaats voor vakontwikkeling te Middelburg de gelegenheid kreeg zich in architectonisch verband uit te spreken, toonde hij een juist begrip voor het strenge, gesloten karakter der monumentale vormstructuur. „Het beoefenen van monumentale kunst schenkt zo al niet esthetisch dan toch wel so ciaal meer bevrediging dan het vervaardigen van een ezelschilderij"meent Minderhout. Het actief aandeel in de samenleving wordt hier immers sterker gevoeld. Want terwijl het in het particulier bezit geraakte schilderij meestal aan de publieke belangstelling blijft onttrokken, behoudt de in een kerk of utili teitsgebouw aangebrachte wandschildering haar directe aanraking met de maatschappij" Ondertussen vereist de wandschilderkunst een bijzonder maat- en ruimtegevoel en een gedegen vakmanschap. Want de kunstenaar dient niet alleen rekening te houden met een aanpassing van kleur, lijnverloop en vlakken- ritme, aan de eigenaardigheden en volumina van het bouwwerk, maar hij dient zich tot op zekere hoogte ook te onderwerpen aan de tweedimensionale dictatuur van het muurvlak (de barokke reacties welke na 1925 op het dogma van stilering en een diepte-ontwijken de perspectief ontstonden, bleken zich soms wel, maar niet altijd te kunnen handhaven). Bovendien werd Minderhout in de Rijks werkplaats voor vakontwikkeling nog gecon fronteerd met het probleem van een wand waaraan door het hellend verloop van het plafond een „centrum" ontbrak. Niettemin ontstond door de lenige linea- tuur en de bindende ordening der compositie elementen en beeldvlakken een constructief en logisch geheel. Strekking en wezen der school werden in de voorstelling op symbolische wijze uitgedrukt. Naast zijn doeken en grafisch werk zijn het deze twee muurschilderingen die ons het ver trouwen geven dat Andries Minderhout in de toekomst niet alleen voor Zeeland maar ook daarbuiten van betekenis zal zijn. Oktober 1957 F. H. JILLEBA. Enige tijd na het totstandkomen van dit artikel zag ik werk van Duvekot te Borssele, Jongschaap te Zierikzee en Mes te Middelburg. Hoewel expositierijp, hielden deze schilders zich hier tot op heden wel licht door een zekere schroom onzichtbaar. Eenmaal exposerend zullen zij ongetwijfeld de aandacht trekken. Figuur met stilleven. 60 X 45 cm.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1958 | | pagina 29