ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 1 Vijverberg bij zijn schuilhut. gedragen was, Heimans en Thijsse hun taak nog maar nauwelijks waren begonnen. Wat deed toen een jongen, en wat deed nog menige jongen van latere generaties, als hij het „vo gelen" in het bloed had? Hij stond bepaald niet in sentimentele vertedering over een nestje kievits- of sterneitjes gebogen, doch maakte die smakelijke eieren, mits niet be broed, tot goede buit. Zo is ook Vijverberg „begonnen". Hij liet in zijn jongensjaren echter de nestjes van de zangvogels reeds met rust, en hij is daar nog steeds trots op. Het is met overdreven te zeggen dat die onbezorg de, gelukkige jeugdjaren op het mooie, vogel- rijke eiland doorslaggevend zijn geweest voor Vijverbergs latere leven en voor zijn carrière als vogelfotograaf. Hij ging studeren, voor onderwijzer, werd benoemd in een grote stad in Holland, werkte verder voor de hoofdacte. Men kan wel zo ongeveer navoelen wat deze jonge buitenmens, deze vrije zwerver, heeft doorgemaakt, opge sloten ergens in een vreemde stad, op een zol derkamertje, dorre, maar noodzakelijke feiten in zijn hoofd stampend, ver van zijn geliefde eiland en de vogels. In een lyrische ontboeze ming vertelt hij het zelf aldus: ,,'t Was op een Zondagnamiddaghet regende. Ik volgde met weemoedige blikken de druppels, die langs de ruiten neer rol den, dacht aan mijn huis, aan mijn land, dat ver weg was. HeimweeDie namiddag zeker wèl. Aan die gevoelens mocht ik niet toegeven, nam „De Levende Natuurop, die morgen bezorgd. Even er in gebladerd endaar werd mijn oog geboeid door fotografische opnamen van vogels, van 6

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1958 | | pagina 6