ZEEUWS TIJDSCHRIFT
No. 2
DENK nu niet dat de Kinderen van de Zee slechts zeehonden waren ten tijde van de
Koning van Lochlann. De zeehond van het eigentijdse kan dezelfde zijn als hij die
door boze macht werd betoverd in de dagen van Lochlann. Mar a tha, mar a bha,
mar is abhaist: zoals het is, zoals het was, zoals het altijd zal zijn!
Bij Cromarty Firth op de noordoostkust van Schotland, zo vertelt David Thomson, hoor
de hij van Mrs Carnoustie, dat vreemde vrouwmens, altijd gehuld in een wijde zwarte man
tel die haar armen en benen bedekte. En dat was maar goed ook! Want ze waren net de
vinnen van een zeehond! En ogen, groot en donker als die van An Ron 3) zelf! Mr Carnoustie
was eerst getrouwd geweest met een gewone vrouw. Na haar dood verliet hij de streek en
kwam na lange tijd terug, getrouwd, tja! Maar met wat? Mensen zijn zij eens geweest en
tot de menselijke doening voelen zij zich altijd weer aangetrokken; deze betoverde honden
der zee. Eens, nog niet zo lang geleden, toen een jongen van Erris (van Inishowen, Co Done
gal) naar het strand ging om zeewier te vergaren, trof hij daar een reusachtige mannetjes
zeehond slapend aan. Wat er over die jongen kwam, ik weet 't niet. Misschien fluisterde Hij-
die-men-niet-noemen-mag wel aan zijn oor maar hij nam zijn greep op en stootte die diep
in het lichaam van het dier. Zo maar! En mèt stond daar een grote, roodharige man voor
hem. Hij riep iets tot de jongen maar die holde naar huis want Hij-die-men-niet-noemen-
mag was nu toch wel heel dicht in de buurt! 3) Thuis kreeg hij een fiks standje. Wie doet
nu zo iets? Maar de jongen van Erris kon alleen maar zeggen: „Ik moest het doen". Een
jaar later gingen hij en zijn kameraden vissen en bij Tóry-eiland werden ze door een storm
overvallen. De hele bevolking liep uit om hen te helpen de boot aan land te trekken. Een
oude, roodharige man keek de jongen uit Erris aandachtig aan en stak toen zijn hand naar
hem uit. „Ken je mij niet meer „Nee hoor!" „Maar ik jou wel. Weet je niet meer dat
iemand uit Inishowen eens een zeehond met een greep stak en dat er toen een roodharige
man tevoorschijn kwam? Nou ik was die zeehond. Kom mee, dan zal ik je de lidtekens
laten zien." En de oude man liet hem de wonden zien waar hij met de greep gestoken was.
„Zie je, ik was betoverd en kon pas verlost worden als iemand mij verwondde met een voor
werp dat in het vuur gesmeed was. Jij vergoot mijn bloed en daardoor werd ik bevrijd".
ALS de ziel huiswaarts gaat na zijn aardse zwerftocht komen de zeehonden terug van
hun zee-zwerftochten en geven hem goed geleide. David Thomson beschrijft dat er
in Co Mayo een man was die de zeehonden lief had en zij hadden hem lief. Toen de
doodkist van die man op de kade stond om naar het kerkhof te worden geroeid en de klagers
eromheen hun klaagliederen aanhieven kwam het Volk van de Zee aangezwommen tot het
water bedekt was met hun ronde koppen en grote ogen. De kist werd in de boot gelegd met
het hoofd naar het westen en de voeten naar het oosten en één voor één zwommen de zee
honden er achter, één lange rij, tot zij het Strand van de Zeehonden hadden bereikt. Toen de
kist aan land werd gedragen verzamelden zij zich eromheen en tezamen met de mensen hie
ven zij hun klaagliederen aan en hielden hier niet mede op vóórdat de dienst geheel ten
einde was.
Wat is de oorsprong dezer wonderlijke legenden, in welke landen wordt deze zeetover
gesponnen? Hebben zij met totemisme en taboe te maken? Welke invloeden zijn in dit patroon
verweven? Vragen welke slechts met het nodige voorbehoud beantwoord kunnen worden. Op
de Hebriden geloofde men in verre tijden dat zeehonden de zielen der verdronkenen waren;
tot aan de Orkneys reikte dit geloof. Op de Shetlands sprak men van hen als gevallen enge
len. David Thomson vertelt hoe hij in Co Mayo (westkust van Ierland) een marskramer
hoorde zeggen dat zeehonden een soort elfen waren uit het noorden van Ierland, van een
38