No. 2
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
plaats ergens in Co Donegal en dat degene die hen in den beginne verwekt had Kane geheten
was. De man die dit vertelde heette zelf Macnamara (zoon van de zee) en dit verhaal gaat
weer terug op een zeer oude Ierse volksvertelling waarin zeehonden kinderen zijn van de
dochters van Balor Beimeann (Balor van het boze oog) en een avonturier van de familie Kane.
Ook in Schotland speelt een familienaam een rol bij de zeehonden, nl. De MacCodrums of
MacOdrum, soms ook MacOdar geschreven. In oude tijden werd er gefluisterd dat de Mac-
odrums naar willekeur de gedaante van zeehonden konden aannemen en dat velen van hen
op deze wijze gedood waren. Hun oorsprong wordt toegeschreven aan de verbintenis van een
schone dochter van de zee en een MacOdrum die haar op het strand aantrof nadat zij haar
zeehondenvacht had afgelegd. Hun nakomelingschap bezat niet alleen affiniteit met de zee
honden doch ook de fysieke kenmerken. Donkerbruin haar dat op een merkwaardige ma
nier zeer laag in de nek groeide, donkerbruine ogen en zeer kleine oren. Nu zij hier de
grootste omzichtigheid in het onderzoek geboden. In de eerste plaats bestaan er weinig of
geen MacCodrums meer in Uist, in de tweede plaats kan men nu eenmaal geen Hooglander
op de man af vragen of zijn clan van de zeehonden afstamt, in de derde plaats zijn deze le
genden van zo hoge ouderdom, zo verward met onjuistheden en bijgeloof dat het uiterst moei
lijk is in dit labyrinth van demonie, animisme en anthropologic de juiste draad te vinden. In
hoeverre zij ook van zuiver Keltische oorsprong zijn is eveneens moeilijk uit te maken, daar
ook Noorse invloeden door de lange bezetting der Noren op de Hebriden een rol spelen.
De Carmina Gadelica, deze rijke voorraadschuur van Keltische folklore en traditie spreekt
de waarschijnlijkheid uit dat deze zeehondencultus een locaal produkt zou kunnen zijn, niet
gevoed door, noch gegrondvest op binnendringende invloeden, zelfs niet van Noorse- en Kel
tische, maar voegt er aan toe dat het door contact met andere volksstammen veranderingen
onderging, tot het ten slotte slechts een overlevering werd uit de tijd der megalitische mo
numenten waaraan vooral N-Uist zo bijzonder rijk is. De vraag of de zeehond een totemdier
is geweest bij de oude Kelten zou m.i. hoewel met het nodige voorbehoud bevestigend kunnen
worden beantwoord. Taboe spreekt evenwel ook een woordje mee. Ook zou dit totemisme een
overblijfsel kunnen zijn van de voorouder-verering. De voorouderlijke geest kan hier dier
vormen aannemen en de namen van sommige Hooglandse clans de MacCodrums zijn niet
de enige clan, traditioneel verbonden aan een dier, de MacLeods werden Siol a' Chapaill
(zaad van het paard) genoemd, bij de MacDonalds speelt de hond, bij de Macintoshes de
kat eenzelfde rol zouden in deze richting kunnen wijzen. Dit alles ligt echter in een zo grijs
verleden dat zelfs het grote standaardwerk van Thomas Innes of Learney, Lord Lyon King
of Arms erover zwijgt. In ieder geval vertonen de MacCodrum tradities twee karakteristie
ken van totemisme: geloof in de afstamming van een dier en de taboe het desbetreffende
dier te doden. Geen MacCodrum zou een zeehond doden of het vlees ervan eten. De
MacCodrums leefden in Aird an Runnair, vlakbij Cousamul, in Uist bij een der rijkst door
zeehonden bevolkte kolonies waar jaarlijks enorme jachtpartijen plaats hadden. Doch zij alleen
namen hieraan nimmer deel noch gebruikten de vacht of het vet van het dier. Deze daad
van vrijwillige ontzegging, veel meer dan uiterlijke kentekenen er zullen ongetwijfeld hon
derden blonde en blauwogige MacCodrums met grote oren hebben rondgelopen maakte
diepe indruk en gaf de legende een dankbare voedingsbodem. En juist in verband met de
belangrijke plaats welke incarnatie bij taboe vervult bij de Eskimo's b.v. worden de zee
honden als het ware gehypnotiseerd door monotone incarnaties voordat zij gedood worden
waarbij de jagers hen eerbiedig verzoeken het lichaam te verlaten vraagt men zich af of
39