ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 2 logische kant: het Deltaplan is om diverse redenen opgesteld, waarvan één van de voor naamste is het tegengaan van de verzilting van de Nederlandse landbouwgronden. Als de riviermonden van de zee zijn afgesloten zal het water dat zij bevatten snel verzoeten, zo dat slechts zoet water de poldergronden, die, zoals men weet beneden de zeespiegel liggen, zal binnendringen. Maar het Deltaplan werd kort na de ramp zalige overstroming van de eerste februari 1953 wereldkundig gemaakt. De ramp had tot gevolg dat het gehele systeem van bedijking van de eilanden in het Deltagebied en van de aangrenzende gebieden moest worden herzien en om het volledig te doen zijn, zou het geheel opnieuw moeten worden opgebouwd. Het Deltaplan was dus betrekkelijk economisch, immers, het maakte de herziening van de be staande dijken overbodig. Menig keer heeft men zelfs de voordelige resultaten laten door schemeren van een „gedeeltelijke" afsluiting van de Westerschelde. De laatste debatten schijnen aan te tonen, dat onze buren bezig zijn een nieuwe poging te doen. Wij vinden er nog de weerklank van in de pers van boven de Moerdijk. Deze aanvulling op het Deltaplan is ge publiceerd in een nummer van het „Zeeuws Tijdschrift" en de heer Ir. F. P. Mesu, lid van de Deltacommissie, die er de schrijver van is, schijnt te zeggen, dat het initiatief van de zijde van de Belgen moet komen, omdat men in België de meeste voordelen zou trek ken van een dam, dwars door de Wester schelde. De heer Mesu construeert zijn dam tussen Vlissingen en Breskens, waar de rivier viif kilometer breed is. Het is bekend, dat in de Senaat het plan alleen maar werd verworpen omdat de kosten ervan te hoog werden ge acht: ongeveer 15 miljard francs 1 miljard; red.). Maar de heer Mesu is van mening, dat het plan 4 a 500 miljoen gulden zou bespa ren, omdat verhoging van de bestaande dijken op Nederlands gebied hierdoor overbodig zou worden. België zou van haar kant zich de werken kunnen besparen, die aan de dijken op haar eigen grondgebied zouden moeten plaatsvinden. De heer Mesu betrekt het vraagstuk van het binnenlopen te Antwerpen van schepen met grote diepgang en lengte in zijn beschou wing. Hij geeft in dit opzicht geen enkele garantie, maar verdedigt de mening, dat de scheepvaart er aanzienlijk door zou worden vergemakkelijkt. Om dezelfde reden zou men het peil op een hoogte kunnen handhaven (1,68 meter boven N.A.P.), die het de schepen mogelijk maakt de sluizen Baudouin en Kruisschans binnen te varen zonder dat het nodig is met de sluisdeuren te manoeuvreren. Het schutten zou daarentegen moeten plaatsvinden in de sluis die in de dam zal worden gebouwd. De heer Mesu brengt eveneens het vraagstuk van de handhaving van de vaargeulen van de Noordzee naar de toegang tot de riviermonden naar voren. De ingenieur spreekt hierover zijn twijfel uit. Hij weet niet wat de gevolgen zouden zijn van de afsluiting van de Wester schelde voor de Belgische- en Nederlandse kust. Wij betwijfelen of dit nieuwe plan de hou ding van België ten aanzien van het Deltaplan en haar gevolgen verandert. Laten wij in ieder geval één ding, dat men geneigd is te vergeten, in herinnering mogen brengen, namelijk dat de getijdenbeweging van de Westerschelde ten zeerste verschilt van die van de andere zeearmen in het Delta gebied. In Antwerpen is het verschil tussen eb en vloed bijna 5 meter, in Rotterdam in de orde van grootte 2 meter en in Amster dam is het nog geringer. Het is de getijden- stroom die de haven van Antwerpen heeft doen ontstaan; laten wij van die getijden- stroom geen afstand doen, zonder er zeker van te zijn niet tegelijkertijd een voor onze economie kostbare haven te verliezen, een haven, die ons bij voortduring ontzaglijke inspanning heeft gekost. C. B. 48

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1958 | | pagina 20