No. 2
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
tale lengte van ongeveer 120 km worden ver
zwaard. Op 1 oktober 1957 waren deze hoog
waterkeringen inmiddels verhoogd op de vol
gende plaatsen:
1. het oostelijk gedeelte van de dijk van het
waterschap Waarde en wel met ongeveer
3 meter;
2. het gedeelte dijk van het waterschap Krui-
ningen, gelegen ten oosten van het Kanaal
door Zuid-Beveland;
3. de dijk langs de Rijksveerhaven nabij
Kruiningen;
4. het buitenhoofd c.a. van de Westsluis te
Hansweert;
5. het zuidelijk deel van de zeedijk voor
Zoutelande.
Op de volgende plaatsen zijn deze werken
aan de gang:
6. het gedeelte dijk van het waterschap Krui
ningen ten westen van het Kanaal door
Zuid-Beveland;
7. de dijk van het waterschap de Breede
Watering bewesten Yerseke;
8. de dijk van het waterschap Ellewoutsdijk;
9. de dijk rond de nieuwe veerhaven te Bres-
kens, die de zwakke duinregel ter plaatse
zal vervangen.
De hiergenoemde dijksverbeteringen wer
den ter hand genomen omdat zij zwakke
plaatsen vormden in de hoogwaterkeringen.
Aan deze dijkvakken is dus vooruitgelopen
op het tot stand komen van de Deltawet, die
het gehele front op „delta-hoogte" zal bren
gen. Ook rond de Oosterschelde en de Greve-
lingen zijn veel zwakke plaatsen verbeterd,
nl. op Walcheren, Zuid-Beveland, Noord-
Beveland, Tholen en Schouwen-Duiveland.
In dit gebied zal de uiteindelijke beveiliging
worden overgenomen door de afsluitdammen.
Aanpassingswerken.
NA de voltooiing van het Deltaplan zul
len de waterstanden in de afgesloten
bekkens veranderen. Het is nodig met
het oog daarop tijdig aanpassingswerken tot
stand te brengen. Deze hebben betrekking op
de voorzieningen ten behoeve van de water
lozing door polders, boezems e.d., het ver
vangen van natuurlijke lozing door gemalen,
het aanpassen van havens, loswallen, sluizen
en scheepvaartgeulen aan het nieuwe peil. Zo
zullen op Noord-Beveland gemalen bij Kam
perland, Geersdijk en Kortgene de taak van
de automatisch werkende natuurlijke lozing
overnemen. Dit miljoenen-project omvat ook
de verbetering en verdieping van de water
gangen.
Polderconcentratie.
IN het waterschapswezen geldt als aloude
wijsheid het adagium: wie het water deert
die het water keert. In de loop der eeuwen
was echter verzuimd een voldoende ruime uit
leg te geven aan het territoriale verband
waarvoor dit woord van kracht is. De ramp
van 1953 heeft ons dan ook lijfelijk moeten
leren dat de binnen polders welhaast evenveel
belang hebben bij een goede waterkering als
de polder die direct aan zee liggen. Het deren
van het water bleek zelfs een nationale aan
gelegenheid, maar het zou te ver voeren daar
uit de consequentie te trekken dat het Rijk
nu ook maar geheel voor het keren zou moe
ten zorgen. Ter voorkoming van deze bureau
cratisering ener- en de grote versnippering an
derzijds zijn de polders en waterschappen nu
in groter verband georganiseerd, zodat het
begrip autonomie een steviger basis heeft ge
kregen.
De nieuwe en grotere eenheden krijgen be
halve een taak ten aanzien van de veiligheid
ook de waterbeheersing, de ontzilting en het
wegennet onder hun beheer.
In 1941 reeds zijn de meeste polders in
West Zeeuwsch-Vlaanderen in het Vrije van
Sluis samengevoegd. In 1957 namen de Pro
vinciale Staten dezelfde beslissing voor Schou
wen-Duiveland, Tholen en Noord-Beveland.
Zij besloegen in totaal 76 eenheden, die op
Schouwen-Duiveland 21000 ha, op Tholen
11000 ha en op Noord-Beveland 7000 ha be
stuurden. Zij zijn nu teruggebracht tot één
57