m Zeeuws Tijdschrift Het vraagstuk van de boerenzoons in Zeeland NUMMER?. 8e JAARGANG 1958 Dr. C. de Galan Het agrarisch bedrijf is vanouds een gezinsbedrijf. Niet alleen vormen het be drijf shoofd en zijn gezinsleden over het algemeen het grootste deel van het totale agrarische arbeidsaanbod (in Zeeland bv. 60 °/o), maar bovendien is het in de landbouwbedrijven gewoonte, dat het bedrijf shoofd door een zoon wordt opgevolgd. Deze opvolging brengt een aantal problemen met zich. In het nu volgende artikel worden een aantal dezer vraagstukken voor Zeeland kwantita tief belicht. DE agrarische bedrijfstak bestaat voor het overgrote deel uit vader-zoon- bedrijven. De traditionele eenhoof dige leiding van deze bedrijven brengt met zich mee, dat slechts één zoon zijn vader als bedrijfshoofd kan opvolgen. Deze beide feiten scheppen een duidelijke relatie tussen dit aan tal en het aantal bedrijven en zij stellen bo vendien een duidelijke grens aan het gewenste aantal boerenzoons, dat bedrijfshoofd in de land- of tuinbouw wil worden. Er zijn echter nog andere redenen, waarom het aantal boerenzoons onze aandacht vraagt. In gesloten agrarische samenlevingen bepaalt het beroep van de vader dat van de zoon; de uitoefening van de landbouw is er traditio neel. In de meer open, geïndustrialiseerde maatschappij, als waar wij in leven, bepalen persoonlijke capaciteiten en ambities naast werkgelegenheidsfactoren iemands beroep. In deze situatie moet de landbouw, wil zij voort bestaan, mee in de vooruitgang van techniek en produktiviteit, omdat anders een te groot verschil in beloning ontstaat tussen de agra rische beroepsgenoten en de werkenden in andere bedrijfstakken. Eén der produktie- factoren in de landbouw, de grond, is immers nagenoeg niet voor uitbreiding vatbaar. Ter wijl de beroepskeuzemogelijkheden sterk zijn vergroot, vloeien om der wille van het behoud van een rationele landbouwproduktie, be- drijfsgenoten uit de agrarische bedrijfstak af. Het is in het licht van deze factoren, dat het interessant is te zien, hoe het met het aantal boerenzoons, dat in de landbouw werkt, is gesteld. Er moet immers een open relatie tus sen de landbouw en de overige bedrijfstakken bestaan, althans voorzover het de "man power" betreft. Wil deze relatie gezond ge noemd kunnen worden, dan moet de beroeps keuze van de boeren- en tuinderszoons te juis ter tijd, d.w.z. op jonge leeftijd, plaatsvinden, omdat anders de aansluiting naar bedrijfs takken buiten de landbouw voor de maat schappij en het individu grote economische en sociale verliezen met zich brengt. Het aantal medewerkende boerenzoons. Hoe staat het nu met het aantal op het ouderlijk bedrijf meewerkende boerenzoons in Zeeland? Om dit aantal te bepalen staan ons ter beschikking de volks- en beroepstelling van 1947, de woningtelling van 1956 en de resultaten van een door het Landbouw Eco- 31

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1958 | | pagina 3