No. 4
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
een droom. Op de in het begin van juli ge
houden vergadering van „De vrienden van
Veere" heeft Drs. Verburg, met heimwee in
het hart, geantwoord. „Wat wilt U", zo
klonk het door uit zijn woorden, „Het Delta
plan, dat de schoonheid van Zeeland geweld
aan gaat doen, behoedt ons niet alleen tegen
de ondergang in de wateren, maar het komt
ook tegemoet aan andere Zeeuwse noden, het
is voor de Zeeuwen onontbeerlijk. Ettelijken
hebben uit hun land moeten wegtrekken om
dat er voor hen geen brood meer is, nu de
mankracht in de landbouw wijken moet voor
de machine. Er moet nieuwe arbeidsgelegen
heid komen. Het gewest heeft in zijn geïso
leerde positie geen toekomst.
ALS men zelfs deze voor het historische
schoon van Zeeland ontvankelijke ver
dediger van het Delta-plan hoort be
togen, dan krijgt men de indruk, dat het de
panacee is, die alle oeconomische en sociale
kwalen waaraan Zeeland lijdt, kan genezen.
Maar wij moeten afwachten, of de argumen
ten, waarvan zich de verdediging van een
kunstmatig herschapen Zeeland bedient, niet
even zo vele hypothesen blijken, die door
de toekomst worden gelogenstraft. Het Delta
plan blijft een miljoenen verslindend risico.
Het kan de weldaden brengen, die men ervan
verwacht, maar de toestand kan zich ook
anders ontwikkelen dan de huidige vermoe
dens aanwijzen.
Mag men, zelfs in perioden van de sociale
en oeconomische urgentie van een maatregel,
het element van de schoonheid van een land
schap met prachtige oude steden veronacht
zamen? De ontwerpers en uitvoerders van
het Delta-plan beantwoorden deze vraag in
zekere zin even ontkennend als zij, die naar
het oude, onvergelijkelijke Zeeland terug
hunkeren. En zij hebben ook met de daad
getoond, dat zij zoveel mogelijk voor het
nieuwe landschap een bevredigende aestheti-
sche oplossing wilden vinden. Er is veel ge
dokterd aan het aspect der veranderende ge
bieden, ontelbare instanties zijn daarbij ge
raadpleegd en men heeft geenszins verzuimd
zich van de recreatievraagstukken rekenschap
te geven. De vereniging „De vrienden van
Veere" is geboren, maar wie zich had voor
gesteld dat zij de aantasting van het wezen
van deze oude stad, een van de wonderen van
West-Europa, had kunnen verhoeden, hij is
ontgoocheld. Het enige, dat zij nog poogt
te bereiken is, iets van het aanzien van Veere
te redden en de bevolking, door een ver
vanging te zoeken voor haar bron van in
komsten, de visserij, tegen de oeconomische
ondergang te beveiligen. Zelfs de smalle wa
tergeul, die haar nog met de zee zou kunnen
verbinden, de sluis in de afsluitdam, ver
mochten de vrienden van Veere niet te ver
werven.
VEERE is een geëigend object, waaraan
men de ontluistering van Zeeland door
de nieuwe plannen kan begrijpen. Het
ongemene aspect van deze stad wordt bepaald
door de functie, die zij de eeuwen door, heeft
verricht. Veere is een waterstad, een stad
aan een monding, die de uitgang vormt naar
de zee. Het kan geen stad zijn aan een binnen
meer. En nu kan men de vissersvloot, die een
kern vormt van Veere's bekoring, verwijderen
en er door het inrichten van een jachthaven
een verzameling jachten voor in de plaats
brengen, dit wekt slechts een vage fictie van
een verleden dat nimmer meer keert. Want
de jachthaven wil een schim van de vroegere
schoonheid bewaren, de vissersvloot is uit de
schoonheid geboren, de schoonheid ener na
tuurlijke functie.
Het voorbeeld van Veere geeft de aandui
ding van het vergrijp dat de afsluitings- en
indammingsplannen in het algemeen aan het
oer-karakter van het gewest begaan. Zeeland
zal niet langer Zeeland zijn, maar het land
der binnenmeren. En het rijk van eilanden,
wegdromend in het oneindige water, zal van
101