Dijkwater-idylle
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
No. 4
door J. Vijverberg
VERRUKKELIJKE voorzomer van
1957. Onvergetelijk zijn ze me, die
heerlijke, zonnige mei- en junidagen,
die ik zo intens beleven mocht daar in die
wijde uitgestrektheid van zand en schelpen,
die heel enkele jaren geleden nog bodem van
de aloude Dijkwatermond was.
Drooglegging, voorzeker verhaast, noodza
kelijk geworden door het tempeest van 1 fe
bruari 1953, dat de ongebreidelde vloedgolf,
ruim baan vindend in de wijde entree, de zich
aldoor vernauwende slurf inperste, voortjoeg,
opzweepte tot ongekende hoogte, de wrakke
dijken overhollend, tot puin vermalend in
draaikolk en wielingen, om ten slotte de gan
se polder Dreischor te herscheppen in een
ziedende zee.
Om naar menselijke berekening een
herhaling van een ramp als deze te voorko
men, werd bij de herstelwerkzaamheden ter
plaatse, waar de zeedijken van Dreischor en
Sir-Jansland elkaar het dichtst naderen, een
zware, enkele kilometers lange zeedijk opge
worpen en de slurf, die gevaarlijke invals
poort, leeggemalen, met uitzondering van de
diepere gedeelten, waardoorheen de vaargeu
len van een viertal voormalige haventjes hun
weg vonden:
Beldert, Nieuwe Veer, Stevensluis en de
Staart.
Deze waterpartij, de scheiding vormend
tussen het tot Sir-Jansland en tot Dreischor
behorende gedeelte, werd op zijn beurt weer
in tweeën gedeeld door een dam, gelegd ten
behoeve van een nieuwe weg, die een kortere,
de kortste verbinding zou vormen tussen de
twee bovengenoemde dorpen en mede tussen
een groot deel van Noordelijk Schouwen en
Zijpe.
Mag het de minnaar van ongerepte natuur
al een verrukking zijn, de aanblik van die
maagdelijke gronden, witgeblakerd, zondoor-
stoofd, overkoepeld door een hoge, azuren he
mel, ze werden, met de onmisbare plassen, tot
zowaar een sprookje door de horden zee- en
andere watervogels, die in het nieuwe, voed
selrijke oord een tafeltje-wèl-bereid vonden.
En zo mocht de vogelfotograaf daar een gans
nieuw, ideaal arbeidsveld vinden, dat hem, na
nog zo weinige maanden slechts, nochtans als
inderdaad legendarisch mag aandoen.
Ik heb er dan ook meer dan m'n hart aan
kunnen ophalen, m'n hobby kunnen uitleven,
met een elan, een energie als in m'n beste,
rijkste jaren.
Hoevele van die zonnige lentedagen heb ik
daar rondgezworven, lange uren, met jeug
dige veerkracht de brede greppels in de reeds
verkavelde grond overspringend, op weg naar
m'n bepaalde doelen.
EEN gelukkig mens! Vrij van elke erger
nis! Vrij ook van ergernis om de aanblik
van geroofde of anderszins verstoorde
nesten. Ze waren er niet. Al die lange weken,
de gevonden nesten voor controle nalopend,
mocht ik, zeker dank zij behoorlijk politie
toezicht en daarnaast, naar ik me gaarne voor
houd, gehoorzaamheid aan de wettelijke be
palingen van de eilandelijke bevolking, niet
meer dan één enkel nest geroofd vinden en ik
houd me er van overtuigd, dat dit nog voor
rekening kwam van de zwartkopmeeuwen, die
daar in de buurt hun broedplaats hadden.
106