No. 4
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
BUITENGEWOON talrijk, evenals 't jaar
daarvoor, was er de bonte kluut. Die had
daar z'n nering. En of! Kun je begrij
pen! Zandvlakten, slikvelden, ondiepe pias-
randen te kust en te keur! Overal stootte ik
op nesten, de mooie, grote eieren nonchalant,
als neergeworpen op zand en schelpen, waar
vaak elk spoor van nestholte zoek was. Bui
ten noodzaak toch deponeert de kluut zijn
eieren desnoods in een simpele afdruk van een
koeiepoot. Ligt het „nest" al te dicht bij 't
water, en loopt het bij veel regenval gevaar te
„verdrinken"', ja, dan sleept ook het kluten-
paar bouwstoffen, veelal dorre plantenresten,
aan en gaat aan het ophogen om het water
vóór te blijven. Bij daling van het waterpeil
troont moeder-kluut dan op een hoog, met
zorg opgebouwd nest. Jawel, maar hier, dicht
bij de plas, was geen sprietje te vinden. Mij
een zorg, denkt de kluut, ik heb schelpen. Hij
weet van aanpassen. Aanpassen, de leus van
de tijd. Hij bouwt een burcht op van schel
pen, van die grote, platte, afkomstig, naar ik
meen, van gesneuvelde oesters, tot wel een
handbreedte hoog, al naar de noodzaak en
lacht wat om het rijzende water. Ik vond het
zeer ingenieus en interessant, had het nog
nooit gezien. Een curiositeit? Toen ik het een
collega-ornitholoog vertelde, merkte deze als
de gewoonste zaak van de wereld op: „O ja,
dat doen de kluten op de Beer ook!" Weg
curiositeit!.
Kluut op nest van schelpen.
Foto Vijverberg.
Paartje dwergsterntjes bij 't nest.
Foto J. Vijverberg.
Over de kokmeeuwen kunnen we kort zijn.
Deze piraten hadden hun kolonie naar
schatting een honderdtal op een in de plas
vooruitstekend, hoger gedeelte, begroeid met
lang, breedbladig gras, een brok, naar ik vast
stelde, van het voormalige schorre. Die leef
den daar als op elke andere broedplaats: hels
gekrakeel, veel burenruzie, veel bloedeloze
gevechten. Een enkele solitaire zwartkop,
wars van alle gekrijt en burentwist, zullen we
maar zeggen, of om redenen, die hij zelf niet
wist, had zijn home gevestigd op een wille
keurige plaats in de wijde eenzaamheid.
De eieren werden gegaard - tot 15 juni
door de man, die de visserij in de plassen
gepacht had.
De drooggevallen gronden mochten aller
minst op vruchtbaarheid bogen. Het hoofd
doel met de drooglegging moet dan ook ge
weest zijn een meer effectieve zeewering en
daarnaast, met 't oog op minder onderhouds
kosten, dijkverkorting (van 10 tot 2 km).
Langs de dijk bij Dreischor, tot 1954 zeedijk
langs het Dijkwater, daarna gedegradeerd tot
binnendijk, terwijl men thans 1957/58 bezig
is, hem af te graven, ligt een strook iets vrucht
baarder grond, waar niettemin het eerste ge
zaaide koolzaad een mislukte oogst gaf. Be
halve de nagroei van dit gewas en veel zee
kraal trof ik er toch (1957) een verscheiden
heid van wilde planten aan: kamille en ook,
ofschoon van origine een herfstbloeier, de hele
lente en zomer door de zee-aster met zijn
109