Zeeuws Tijdschrift
Het oudheidkundig bodemonderzoek in Zeeland
NUMMER 5 8e JAARGANG 1958
door ir. J. A. Trimpe Burger
III
In het Zeeuws Tijdschrift 1958, nr. 3 werd naar aanleiding van de jongste
oudheidkundige onderzoekingen een overzicht gegeven van de geologische en
bewoningsgeschiedenis van Zeeland vanaf ongeveer 5000 voor Chr. tot en met
de Romeinse tijd. Wij zullen nu de verdere ontwikkeling nagaan tot in de
Late Middeleeuwen.
Opgravingen betreffende de Middeleeuwen
Het ontstaan van de Jonge Zeekleipolders
VOORWERPEN uit het begin van de jaartelling worden in de oudste kernen van
Zeeland doorgaans op het veen onder een dik kleipakket gevonden. Uit de datering
en de vondstomstandigheden blijkt dat het veengebied na de 3de eeuw na Chr.
langdurig moet zijn overstroomd. De eeuwen waarin dit in hoofdzaak geschiedde, noemen we
de vroegmiddeleeuwse transgressieperiode of in Belgische terminologie de Duinkerken-
I I-transgressie. Gedurende deze periode werd in het veen door de getijstromen een systeem
van wijdvertakte en dikwijls diepe geulen uitgeschuurd. Zij veroorzaakten niet alleen een
aanzienlijke erosie (afbraak) van het veenlandschap, maar er werden tegelijkertijd ook veel
nieuwe sedimenten gevormd. Op het naast de kreken gelegen verdronken veengebied werd
bij vloed klei afgezet, terwijl de geulen zelf op den duur opgevuld raakten met grovere be
standdelen in de vorm van zand en schelpen en naarmate zij verder verlandden ook
met zavel en klei. Het proces van vorming van nieuwe kreken en het dichtslibben van
oudere ging eeuwenlang ongestoord door totdat de mens zij het in vele gevallen slechts
tijdelijk er op kunstmatige wijze een einde aan maakte door het afdammen van deze kre
ken en, vooral na omstreeks 1000-1200, door het aanleggen van dijken, bij dit laatste gerugge-
steund door de aanwezigheid van Oude en Jonge Duinen langs de kust.
In de Vroege Middeleeuwen bestond Zeeland afgezien van de duinen en de hoge
zandgronden in Zeeuwsch-Vlaanderen uit uitgestrekte schorren.
Na verloop van tijd begon in het Jonge Zeekleigebied de klink van het in de ondergrond
aanwezige veen een belangrijke rol te spelen, vooral toen na de bedijkingen dieper kon
worden ontwaterd en het veen daardoor sterker werd samengeperst. Op de plaatsen met
117