ZEEUWS TIJDSCHRIFT
No. 6
In de kerk van Biervliet getuigt een gebrandschilderd
raam, dat Willem Beukelszoon door deze gemeente is
„opgeëist". Willem staat afgebeeld met rode foulard
en blauw wambuis, het kaakmes in de rechter-, een
haring in de linkerhand.
weer volop visserij bedreven, door de eiland
bewoners zowel als door de geïmmigreerde
Franken. Er wordt aangenomen dat Karei
de Grote manschappen voor zijn marine en
kustwachters tegen de Noormannen recru-
teerde uit de vissers. In de Noormannentijd
werd de geregelde haringvisserij weer stop
gezet. Wanneer er evenwel al voor het jaar
1000 haringvisserij is geweest, had deze
nochtans voor de handel geen betekenis. Zij
voorzag in de behoeften van de naaste om
geving.
Handel in vis.
In de 11e eeuw en vooral na het midden
van de 12e eeuw toen handel, nijverheid en
steden opkwamen en het visverbruik daar
door toenam ontstonden de Vlaamse vissers
plaatsen. Vis was als voedingsmiddel van
zeer grote betekenis. Haring werd gezouten
en voor de vasten ingeslagen. De havens aan
de kust en langs de Honte ook Vlissingen,
Axel en Hulst verzorgden de steden in
het directe achterland, zoals Brugge, Gent en
Antwerpen. Rond 1150 is er ook meer naar
het noorden sprake van haringaanvoer, na
melijk in Zierikzee en Brielle, later ook van
Brouwershaven, Dreischor en Wester-Schou-
wen. Het bedrijf was met dit alles zeer con
junctuurgevoelig geworden. Soms werd een
markt afgesloten, zoals tijdens het conflict
tussen Engeland en Vlaanderen (1270
1300), wat tot overaanbod leidde. Soms ook
was er een tekort aan vis, b.v. in de aanvang
van de honderdjarige oorlog in 1337.
Langs Honte en Zwin worden in die tijd
vele vissersplaatsen genoemd. Reeds in de
13e eeuw vormen hun kustgebieden met het
Vlaamse Noordzeegebied één gordel van vis
sersplaatsen: zeven aan de Noordzee, zeven
aan het Zwin, te weten: Sluis, Aardenburg,
Damme, Oostburg, Monnikenrede, Hoeke,
Muide; langs de Honte: Vlissingen, Hughe-
vliet, Biervliet, Boechoute, Assenede, Axel
en Hulst wederom een zevental. In de
14e eeuw voegen zich daarbij Reyghersvliete,
Nieuwe Sluis en Kadzand. De grootste
„Zeeuwse" vissersplaatsen waren Muide,
Hughevliet en Biervliet. In 1355 kreeg Hughe-
vliet van de Graaf een haringstapel.
De haringvangst had het belangrijkste aan
deel in de Vlaamse zeevisserij van de middel
eeuwen. In grote trekken komt het geogra
fische en seizoenmatige beeld van deze vangst
overeen met dat van tegenwoordig. Van voor
het begin van de zomer tot eind september
bevond de haring zich voor de kust van N.
O. Engeland en O. Schotland. Als maatjes
haring is zij aanvankelijk onrijp; later heeft
zij als volle haring hom en kuit tot volle
wasdom gebracht. Van september tot decem
ber bevond ze zich als ijle haring in de
paartijd gebruikt zij geen voedsel eerst
voor de kust van Z.O. Engelanddaarna in
168