No. 6
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
de Vlaamse kustwateren om tenslotte naar
het Nauw van Calais te trekken. Het be
langrijkste en het meest lucratief was de zo-
mervangst die alleen vanuit de grotere vis
sersplaatsen werd bedreven.
Afzetcrisis.
DE voor de Britse kust gevangen haring
werd door Vlamingen, Hollanders en
Zeeuwen ter plaatse aan land ge
bracht. In de 13e eeuw is de vrachtvaart van
Hollanders en Zeeuwen op Engeland nog ge
ring van omvang. Wel is hun vishandel van
betekenis en het wordt waarschijnlijk geacht
dat zich in de 14e eeuw hieruit de dan be
langrijke vrachtvaart ontwikkelde. De vis
sers brachten hun vangst niet naar huis. Zij
kwamen in ballast van hun thuishaven, vis
ten voor de Britse kust en brachten telkens
hun vis naar de dichtstbijzijnde vismarkt,
voornamelijk Great Yarmouth. Zo wordt
daar omstreeks 1310 een vissersschip uit Zou-
telande in beslag genomen. In 1320 nam de
Engelse koning zelfs maatregelen om te ver
hinderen dat de vissers werden verdreven
„tot schade van de steden en verstoring van
de komende jaarmarkten in Great Yar
mouth". Deze visserij had toen dus een grote
omvang. In 1337 ontstond er een crisis ten
gevolge van de verzanding van de Yare-ha-
ven, waardoor aan de vlotte afzet een einde
kwam. De haring was steeds ingezouten en in
tonnen verpakt met kleine boten er zijn
gegevens uit Blankenberghe van 1297 die
spreken van een laadvermogen van 16 last
of 16.000 kg en een 9 a 16 koppen tellende
bemanning aan land gebracht.
In 1344 stelde de Hanze een verordening
in tegen het binnendringen van vreemden op
Schonen; deze waren op zoek naar nieuwe
vangstgebieden. Voortaan moest de vangst in
één keer naar huis worden vervoerd. Dit eiste
grotere en zeewaardiger schepen en een beter
conserveermiddel. De schepen moesten ook
groter zijn omdat zij zout en tonnen moesten
meenemen, meer bemanning telden voor de
bewerking, en over een werkplaats en provi
andkamer moesten beschikken. Naast kleine
schepen met zeildoekoverspanning kwam er
dus behoefte aan grotere typen met een vast
ingebouwd dek. Ook aan grotere netten ont
stond behoefte. In het begin van de 15e eeuw
kwam dan ook het gedekte buizentype in
zwang. Laadvermogens tot 70 last werden
gebruikelijk; aan boord bevonden zich 18 tot
30 man.
Het kaken.
DE conservering moest ook verbeterd
worden. In Yarmouth werd de haring
vers, als bokking of gesteurd (met zout
besprenkeld) aangevoerd. De veel langere af
standen maakten een grotere verduurzaming
nodig. Een dergelijke verduurzaming bestond
reeds. In de 13e eeuw was dc voornaamste
vangstplaats voor haring gelegen aan het zuid
westelijk einde van Zweden, de ingang van de
Baltische zee. Deze werd te Schonen aange
voerd, aan wal op speciale wijze gezouten en
verzonden naar de stapel in Damme, van
waaruit de verzending over land naar Keulen
werd verzorgd. In de 14e eeuw bereikte deze
bedrijvigheid haar hoogtepunt. Het succes
van deze Deense tonharing heeft geleid tot
nabootsing door de Vlamingen, die veel han
del met Schonen dreven. De grote kenner van
de geschiedenis van het haringbedrijf, de ver
melde Belg R. Degryse, merkt op dat de En
gelse, Vlaamse, Zeeuwse en Hollandse vissers,
door de nood gedreven, min of meer tegelij
kertijd, het haringkaken op de Noordzee
dus niet zoals op Schonen aan de wal zijn
gaan toepassen. Kaken (kaak vat) is het di
rect na het ophalen van de netten verwijderen
van de ingewanden door het aanbrengen van
een snede onder de kieuwen. Daarna worden
de haringen in tonnen gelegd en met zout be
sprenkeld, waarna zij in de eigen bloekpekel
worden verduurzaamd. Er bestaat ook een
uitleg die berust op de vereenzelviging van
kaak en kieuw.
Het is, zo zegt Degryse, onzeker of Beu-
kelsz. het initiatief heeft genomen. In ieder
geval is het geen Vlaamse uitvinding, maar
169