ZEEUWS TIJDSCHRIFT
No. 6
hoogstens een vernieuwing van de techniek.
Als een van de grondleggers van de Vlaamse
haringkaakindustrie, een nationale bedrijvig
heid, is Beukelsz. wel te beschouwen.
Overigens zij er bij aangetekend dat de
uitvindingook wordt toegeschreven aan de
Oostendenaar Kien, terwijl Tesch en de Veen
nog een derde noemen. Terloops zij vermeld
dat Beukelsz. waarschijnlijk schipper-visser
was, en misschien in Biervliet heeft geleefd
althans er heeft verbleven, maar er niet van
afkomstig was. Zelfs over zijn sterfdatum is
men het niet eens: 1347, 1397 of 1401Aan
gezien Beukelsz. niet door andere steden of
dorpen wordt „opgeëist" en hij in ieder ge
val een zeer grote invloed op de moderne
haringvisserij heeft gehad, is het begrijpelijk
dat het gemeente-bestuur van Biervliet zijn
legende in de vorm van een standbeeld, heeft
doen vereeuwigen. Trouwens in de kerk van
Biervliet getuigt een gebrandschilderd raam
uit 1660 van dezelfde legende: Willem Beu
kelsz. met rode foulard en blauw wambuis,
het kaakmes in de rechter-, een haring in de
linkerhand.
De haring, in grote hoeveelheden aange
voerd en goed geconserveerd, werd een zeer
belangrijk „export-artikel", aan het eind
van de 14e eeuw zelfs één van de belangrijk
ste in de Westeuropese handel, met vooral
Opper-Duitsland (van Keulen tot Bazel) als
bestemming. Uit het begin van de 15e eeuw
dateren dan ook de landsheerlijke bemoeie
nissen met de vishandel. In 1424 werd b.v.
het gebruik van te kleine haringtonnen ver
boden en het kaken hoogstens een a twee
dagen na de vangst verplicht gesteld. De
Boudgondische vorsten rustten oorlogsschepen
ter bescherming van de visserij uit tegen be
taling van een „pontgeld".
Vlaamse en Zeeuwse vissers.
DOOR de „uitvinding" van Beukelsz.
kregen de Vlamingen een tijdelijke
voorsprong in de haringvisserij. Deze
werd echter al spoedig ingehaald door de
Zeeuwen en de Hollanders. De eerste grote
aanvoer wordt gesteld op de jaren 1388-1392
toen Brugge door de Duitse Hanze voor de
tweede maal werd geboycott en er geen vis
door haar werd aangevoerd. Toen de Ooster
lingen in 1396 weer begonnen aan te voeren
verbood Filips de Stoute de verkoop van
Vlaamse kaakharing ten genoege van de
Brugse handelspartners. Dit gaf veel beroe
ring onder de vissers, die er zich ten slotte
weinig aan stoorden. Het gevolg was wel dat
de Zeeuwse en Hollandse haringvisserij sterk
werd bevorderd. In 1413, toen bleek dat de
haring van Schonen schaars werd de vis
bleef uit de Sont weg werd de invoer in
Vlaanderen weer mogelijk. In de plaats van
Hughevliet, dat in 1404 was verzwolgen, trad
teen Damme als stapelplaats. Het Vlaamse
haringbedrijf ving daarmee zijn bloeiperiode
van de 15e en 16e eeuw aan. De Zeeuwen
waaronder toen nog niet de „Zeeuws-Vla
mingen" te rekenen waren geraakten ech
ter in het begin van de 15e eeuw al spoedig
ten achter. Volgens oude geschriften gaven
zij aan het „kapersvak" de voorkeur boven
het „kakersvak". Meer naar het noorden ont
wikkelde Brielle zich snel als haringmarkt.
Veel Vlaamse en Zeeuwse haringschepen die
bij Z.W. wind hun haven niet konden be
reiken, liepen er binnen. Ook de haringbui
zen van Rotterdam, Schiedam en Delfshaven
havenden er. Omstreeks 1475 beheerste Briel
le de „Nederlandse" haringmarkt, waar Op-
perduitsers en Hanzeaten graag geziene gas
ten waren. De daaropvolgende decennia ga
ven een snel verval te zien door de aantrek
kingskracht van de koopvaardij in en rond
Rotterdam en het optreden van Zeeuwse zee
rovers. In 25 jaar viel het Brielse aandeel in
het aantal „Nederlandse" buizen terug van
50% op 18%. Met de achteruitgang van
Brielle kwamen het Noorderkwartier en de
Westfriese steden als haringvisserijdistrict op.
In 1416 moet in Hoorn het eerste grote ha
ringnet gebreid zijn. Omstreeks 1600 is het
district vooral Enkhuizen het belang
rijkste aanvoergebied geworden.
170