No. 2
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
zodat de besteding een voldongen feit werd.
Zo maar lekker niks doen is schande voor de
maatschappij, het is a-sociaal en dat kan na
tuurlijk niet. Men moet tegenwoordig iets
doen en als het even kan liefst georganiseerd,
niet zomaar in het wilde weg. Men kan plaat
selijk knutselen, gewestelijk vissen, landelijk
bridgen en zelfs internationaal dat is het
hoogst bereikbare niveau voorlopig suiker
zakjes uitwisselen.
Er zijn duizenden liefhebberijen, er zijn er
waar geld mee te verdienen is, er zijn er waar
mee je na voldoende rijping natuurlijk
voor de hele buurt de onmisbare, handige
jongen wordt, er zijn liefhebberijen die leer
zaam zijn, een opvoedende waarde hebben,
die een zegen voor de gemeenschap zijn. En
waarom dan zo vraag ik me af en vele
toneelamateurs met mij waarom dan kiest
een mens uit de vele verleidelijke liefhebbe
rijen die er bestaan juist het toneelspelen om
zijn ledige uren te vullen. Want louter plezier
en ontspanning is het toneelspelen niet meer.
Het stenen tijdperk van het dilettantisme ligt
achter ons, want elke toneelvereniging pro
beert binnen de grenzen van het eigen ver
mogen al is dit nog zo beperkt tot de
hoogste prestaties te komen. Men speelt niet
meer zomaar voor de leut, het toneelspelen is
ernst geworden, want het schijnt, dat er in
onze samenleving met uitzondering van de
gezellige buurtverenigingsavond geen
plaats meer is voor de argeloze, stuntelige,
maar sympathieke dilettant.
Heeft U wel eens gedacht aan de angst
en de vrees, het geloof, de hoop en de
liefde voor het toneeldie de amateur
toneelspeler in zeer veel fijnvertakte nu
ances moet doorlopen, voor het stuk ge
speeld wordt en voor de toneelcriticus als
eeuwige dreiging op de achtergrond zijn
lakend of prijzend oordeel velt in de krant,
al is het ook maar de plaatselijkeDan
moet U eens even verder lezen.
WELK stuk zullen we spelen? Dat is de
eerste vraag en een heel belangrijke.
Gelukkig hoeft de amateur dit stuk
niet zelf te schrijven. Er zijn tientallen toneel
fondsen, honderden schrijvers, duizenden
stukken. Zoekt U maar even wat uit, de uit
gevers sturen ze U bij tientallen tegelijk op
zicht. En dan maar lezen en zoeken. Het eerste
stuk is te moeilijk, het tweede te ouderwets,
het derde is wel aardig, maar d'r-zit-eingelijk-
niks-in, een moderne, maar erg gevaarlijke
kritiek van het hedendaagse publiek, het vier
de stuk zou uitstekend geschikt zijn, maar het
eist vier decors, eenentwintig medespelenden
en een kleine duizend gulden aan kostuums, en
zo lees je maar verder. Er zijn stukken, die
o, onvolprezen vakterm te realistisch
zijn om zo maar in het openbaar op te voe
ren, er zijn goede stukken bij, waardoor een
deel van ons hooggeacht publiek de rest van
zijn levensdagen een schizofreen bestaan zou
leiden, en dan zijn er nog stukken, waarbij de
lieflijkheid, de goeiigheid en de heiligheid bij
een eventuele opvoering met vloedgolven te
gelijk de zaal zou overstromen, iets waartegen
wij toch liever ons publiek in bescherming
nemen. Want het amateurtoneel móet reke
ning houden met zijn publiek. Wij kunnen
alleen blijven spelen, dank zij de steun van
onze donateurs.
Een voorstelling van een normaal stuk kost al
vlug 4 a 500 gulden (tekstboekjes, auteurs
rechten, kostuums, decors, zaalhuur, toneel
kapper, drukwerk, advertenties) en er is geen
enkele vereniging, die dit op eigen kosten zal
riskeren. Wij denken dus bij de keuze van een
stuk aan ons publiek. En dan om dat
woord nu maar eens te gebruiken aan het
tableau de la troupe. Haast elke vereniging
sukkelt daaraan. Iedere vereniging heeft
enkele spelers, die werkelijk kunnen spelen,
een paar echte amateurs, die tot verdienste
lijke prestaties komen, een paar medewerkers,
die altijd net voldoende maken en een aantal
spelers, die men niet graag zou missen, maar
voor wie men toch liever anderen had. En
gelukkig houden de meeste verenigingen reke-
43