Hl Zeeuws Tijdschrift
"Dr. Coronel en zijn tijd
NUMMER 2 9e JAARGANG 1959
M. P. de Bruin
Pionier van de Sociale Geneeskunde
In 1849 schreef de Maatschappij van Nijverheid een prijsvraag uit
over het vraagstuk van de kinderarbeid in de fabrieken. „In hoe
verre zoude eene wetwaarbij het gebruik van kinderen in Fa-
bryken eenigzins werd beperkt, voor de Nijverheid al dan niet wen-
schelijk zijnf En is zulk eene wet wenschelijk, wat zoude zij dan
hoofdzakelijk moeten bevattenWat is hieromtrent in andere landen
bepaald en met welk gevolgOmdat geen antwoord binnenkwam
werd de prijsvraag in 1853 in andere bewoordingen herhaald met
als eerste punt een onderzoek naar de invloed van fabrieksarbeid op
de lichamelijke en geestelijke ontwikkeling van het kind. In 1857
kwam eindelijk een antwoord binnen, maar dit werd niet bekroond
op grond van de overweging „dat de voordelen van den kinderarbeid
te sterk gekleurd, de nadeelen in de schaduw gesteld worden".
WAS de prijsvraag in het begin van de
jaren zestig nog eens herhaald, dan
zou er één man geweest zijn die deze
prijsvraag op grond van eigen waarneming
goed had kunnen beantwoorden, met name
dr. Samuel Senior Coronel. Afkomstig uit de
kringen der Portugese Israëlieten te Amster
dam werd hij op 29 april 1827 geboren als
zoon van Mozes Coronel, suppoost in het
weeshuis, en Clara Pereira, wonende in de
Jodenbreestraat 41. De zoon studeerde medi
cijnen aan het Athenaeum Illustre te Amster
dam en promoveerde in 1850 te Leiden op een
dissertatie over de slaap; het jaar daarop nog
maals op stellingen tot artis obstetricae doctor.
Op 16 december 1851 vertrok hij van Am
sterdam als geneesheer naar Zevenhuizen. Hij
is daar slechts ruim een jaar geweest, want in
de vergadering der Vereniging van Genees-
en Heelkundigen in Zeeland van 21 april
1853 wordt hij tot lid aangenomen. Kort hier
voor is hij in de Zeeuwse hoofdstad aangeko
men en in juli 1853 wordt hij tot stadsge
neesheer benoemd. Reeds terstond viel hem
de slechte lichamelijke en geestelijke toestand
van de arbeiders met name van de calicot-
wevers op, maar het zou nog zeven jaar du
ren eer het tot een publikatie kwam over de
ze groep werklieden. Op 21 mei 1855 trouwt
hij te Middelburg met Sarah Eliza Leveij, af
komstig van Dover, dochter van Emanuel
Leveij, zilversmid, en Sarah Leveij. Zij was
29