ZEEUWS TIJDSCHRIFT
No. 2
26 jaar, maar kon bij haar huwelijk geen ge
boorteakte overleggen aangezien in haar ge
boorteplaats geen register van geboorten der
Israëlitische gemeente aanwezig was. In Enge
land kende men geen Burgerlijke Stand, gevolg
van de wetgeving van de Franse revolutie.
De bijlagen bij zijn huwelijksakte leren
ons nog dat Coronel werd vrijgesteld van
de Nationale Militie uit hoofde van li
chaamsgebreken. Zijn vader tekent de no
tariële toestemming tot het huwelijk met:
Moses van Sam Senior Coronel. Getuigen
bij het huwelijk waren o.a. zijn collegae
doctores Leonardus Johannes de Marree en
Jan Cornells de Man. Op dezelfde dag
werd het huwelijk ingezegend in de Syna
goge te Middelburg. Zijn huwelijksgeluk
bed ft nog geen half jaar geduurd, want
5 november 1855 overlijdt zijn vrouw. Wij
wagen de veronderstelling dat Coronel zijn
verdriet heeft gecompenseerd door over
matig werken.
In deze tijd moet hij reeds bezig geweest zijn
de bouwstoffen te verzamelen voor zijn grote
werk over het armwezen van Middelburg. Hij
is een actief lid van de Vereniging van Ge
nees- en Heelkundigen (afd. Zeeland der Ned.
Maatschappij tot bevordering der Genees
kunst). Begin 1858 wordt hij tot bestuurslid
gekozen; het jaar daarop tot secretaris. Co
ronel heeft zich niet afzijdig gehouden van
het wetenschappelijk leven in Zeeland wat
blijkt uit zijn benoeming tot lid van het
Zeeuwsch Genootschap in 1860. Hij had toen
reeds enkele publicaties op zijn naam staan.
Wij noemen het artikel uit 1859 „Over den
invloed, dien de voortgezette huwelijken in
naauwe bloedverwantschap op den mensch
uitoefenen". Hij noemt als voorbeeld de Por
tugese Joden, die in de 17e en 18e eeuw in
ons land uitstekende denkers hebben voort
gebracht. Thans is er sprake van een physiek
en intellectueel verval door gedurig aanhuwe
lijken van bloedverwanten. Met een ernstige
wenk aan de ouders eindigt hij.
WIJ hebben zijn activiteit in de Vereni
ging van Genees- en Heelkundigen
reeds genoemd. In de vergadering
van 21 oktober 1858 levert hij, als lid van de
daartoe ingestelde commissie, een belangrijke
historische bijdrage over de prostitutie te Mid
delburg. De prostitutie in zijn tijd is een on
derwerp dat behandeld wordt in zijn werk
„Middelburg voorheen en thans", met als
ondertitel „Bijdrage tot de kennis van den
voormaligen en tegenwoordigen toestand van
het armwezen aldaar", eveneens in 1859 ver
schenen. Het is een werk van een 400 blad
zijden, waarvan de helft door het geschied
kundig gedeelte wordt ingenomen. Voor dit
gedeelte heeft hij archiefbronnen aangeboord.
Belangwekkender voor ons zijn de 3e en 4e
afdeling, waarin hij de tegenwoordige toestand
van het armwezen en de middelen tot verbe
tering aanwijst.
Hij deelt de armen in 3 klassen in:
1. de arbeidende klasse,
2. neringloozen en bedeelden,
3. het eigenlijke proletariaat.
Het is een dwarsdoorsnede van een groep
van de Middelburgse samenleving, beschreven
door een wetenschappelijk geschoold en scherp
waarnemer met een bewogen hart. Bij de ar
beidende klasse is de toestand zo dat er maar
weinig werklieden een grondige vakkennis
hebben. Enkele beroepen hebben een overbe
zetting, maar voor sommige beroepen zijn
haast geen vakmensen aanwezig. Verhetering
van de vakkennis is dus noodzakelijk en te
vens nuttige lectuur tot verstandelijke ont
wikkeling. Maar zij die kunnen lezen, worden
alleen geboeid door verhalen over moord,
roof, brand en schrikkelijke gebeurtenissen. Zij
vinden geen steun in de godsdienst. „Blind
fanatisme staat hier soms naast het diepste
heidendom: twee uitersten die veelal hunne
gemeenschappelijke bron vinden in geestelijke
verlatenheid, onvoldoende zorg, ongepaste,
ziekelijke leiding van het zwakke, kinderlijke
gemoed, dat uit den aard zijner nature, be-
30