Onze Delta-duineneen terugblik en prognose No. 3 ZEEUWS TIJDSCHRIFT C. Sipkes E mogen aannemen, dat er in het begin van onze jaar telling reeds enige duinvor ming was langs onze kust. De binnen- duinen, waarop heide, brem, koningsvaren of adelaarsvaren, soorten die wijzen op weinig kalk in de grond en dus op hogere ouderdom, zijn terug te vinden om de eendenkooi bij Oranjezon (de z.g. Vronen), langs de nieuwe weg van Haamstede naar Renesse, hier en daar op Goeree en Voorne (de z.g. Golflinks). Meer noordelijk zijn Den Haag Leiden, Haarlem en Alkmaar op deze oudere duinen gebouwd, vroeger een veilige plek biedend bij overstromingen. Meer naar het westen, aan de eigenlijke kust, zullen wel heuvelige strandvlakten ge legen hebben, zoals we die nu nog kennen van Renesse en Oostvoorne en groene stranden, maar de eerste schrijvers over ons land, Caesar en Tacitus maken geen melding van duinen, wel van een deltagebied van de Rijn, die, waar deze de oceaan nadert, in vele delen uiteenstroomt, waardoor vele eilanden ont staanx) Caesar noemde de bevolking van ons Deltagebied Morini, Tacitus (80 n. Chr.) Marsaci. Deze laatste vindt ons „land in het algemeen verschrikkelijk door wouden en ake lige moerassen, vochtiger dan Gallië en storm achtiger dan Norica en Pannonië" 2). Dr. H. J. Keuning in zijn Historisch-geo- grafische landschappen van Nederland meent (op blz. 30) dat het oude duinlandschap een betrekkelijk geringe omvang had. Prof. Ir. F. J, Faber in zijn Geologie van Nederland vestigt er de aandacht op dat het Nauw van Calais pas 4000 jaar voor Christus ontstaan is en pas bij het breder worden ervan met de sterkere vloedstroom zand naar het noorden bracht. Het woord „duin" werd ook niet gebruikt in enigerlei vorm in de Romeinse literatuur. Het is een oud-Keltisch woord voor heuvel, dat langzamerhand van toepassing werd op onze zandheuvels. Uit dit alles kunnen we met grote waar schijnlijkheid concluderen dat de vrij hoge en brede duinen, zoals deze nu bestaan, pas in historische tijd ontstonden op brede stranden, toen pl.m. 4 meter hoger gelegen dan nu (gere kend naar de bekende bodembepaling van 2 mm per jaar) en daarvoor ook minder nodig waren als zeewering. Wat er ontstond lag meer westwaarts, dat weten we uit de laatste eeuwen dat dor pen als Scheveningen en Petten herhaaldelijk naar het oosten verplaatst moesten worden en aan een Romeinse nederzetting die een eeuw geleden bij Katwijk met laag water ver in zee te zien was. Duinen kunnen alleen ter plaatse blijven met de hulp van plantengroei, die voor de 11de of 12de eeuw het voordeel had dat er nog geen konijnen waren. Toen deze er eenmaal waren, al of niet op zettelijk ingevoerd, ontbrandde de strijd tussen de jachtgerechtigden en de overheid, zo goed beschreven door Ir. J. H. A. Boerboom in zijn historische vegetatiekundige studie: „Duin- -1) Ceasar, De Bello gallico IV 10 „Rhenus.... ubi Oceano appropinquavit, in plures defluit partes mul- tis ingentibusque insulis effectis. 2) Tacitus, Germania „Terra, etsi aliquanto specie dif- fert, in universum tarnen aut silvis horrida paludibus foeda, umidior qua Gallias, ventosior qua Noricum ac Pannoniam aspicit. Deze gegevens uit „De ontwikkeling van de Neder landse Landschappen door Dr. W. L. Bouwmeester (1911). 65

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1959 | | pagina 13