No. 3 ZEEUWS TIJDSCHRIFT echter gewonnen, wellicht wat al te gemak kelijk en waarschijnlijk niet zonder de bijbe doeling, een mislukking tegenover Castlereagh wiens ideeën over de buitenlandse politiek hij met de zijne volstrekt onverenigbaar achtte, te kunnen uitbuiten. Hoe dit ook zij: eensge zindheid in optreden en vastheid van overtui ging ontbraken de regering van het begin af en, wat erger was, ook de militaire bevel hebbers. Het is waarlijk ontstellend, dat de rege ring tot de expeditie besloot, niet alleen practiscb tegen het advies in van haar voor naamste en bekwaamste militaire adviseurs, maar dat bovendien toen dan hoofdzakelijk om politieke redenen tot de onderneming was besloten, deze met zo vergaande non chalance is georganiseerd. Besprekingen tussen de aanvoerders van het landings leger onderling vonden nauwelijks plaats, met de marine, afgezien van informele ge sprekken, zelfs in het geheel niet. Bijgevolg heerste er, reeds vóór het vertrek van de schepen, onzekerheid, besluiteloosheid en gebrek aan zelfvertrouwen onder de hoofd officieren, die er bovendien innerlijk van overtuigd waren, dat zij werden uitge stuurd op een onmogelijke onderneming. De bevelhebber van de troepen, die op Zuid-Beveland zouden moeten debarkeren, Sir John Hope, heeft verklaard: „Vóór de expeditie onder zeil ging verwachtte ik er- al nauwelijks enig resultaat van." In die mening stond hij niet alleen! En wat te denken van het inspirerend voorbeeld van een opperbevelhebber, die onder de ogen van zijn officieren steevast achter zijn raam over een boek zat te dutten Op 28 juli werd de Blue Peter op alle schepen in de Downs en te Portsmouth ge hesen en de transportvloot zette koers naar Walcheren, nagewuifd door een onafzienbare mensenmenigte, die op de heuvels, het strand en de havenhoofden samengestroomd was. De volgende dag zag men van de stadswallen te Vlissingen en de toppen der duinen te Dom burg de vloot op het eiland afkomen. Adem loos zagen honderden mensen steeds nieuwe witte zeilen aan de horizon verschijnen als de wolken van een naderend onweer. Het avond rapport van de torenwachter op de Lange Jan gaf 214 schepen op. De geëxalteerde toe schouwers zagen er veel méér: wel zeshonderd. „Zoover het oog reikte zag men niet dan schepen. De geheele zee vertoonde een enkel bosch van masten en het eiland scheen aan die zijde door een digt en ondoorzienbaar woud ingesloten". De verschijning van zo'n machtige vloot veroorzaakte een paniek. Langs de wegen naar Middelburg hotsten traag de boerenkarren voort. Zij versperden ze bijna voor de snellere rijtuigen, waarmee de Middelburgers, die de zomer op hun bui tenplaatsen doorbrachten, met pak en zak naar de stad kwamen vluchten en voor de Franse troepen, die ijlings naar de bedreigde punten werden gedirigeerd. MET de verdediging van Walcheren was belast de 43-jarige divisie-generaal Louis Claude Monnet. Hij bevond zich reeds sedert het voorjaar van 1803 op het eiland en leefde er als de gouverneur van een wingewest. Door de inwoners werd hij gehaat en gevreesd tevens wegens zijn afper singen en wreedheid; op zijn eigen soldaten en officieren, die wisten, dat hij in allerlei louche affaires, hoofdzakelijk smokkelzaken, was be trokken, had hij geen enkel moreel overwicht. Physiek was hij er slecht aan toe: jaren al werd zijn gestel ondermijnd door de malaria, de beruchte Zeeuwse koorts. De troepen, die hij onder zich had, behoorden voor het meren deel tot het uitschot van het Franse leger, de goede soldaten bevonden zich in Oostenrijk en Napoleon meende, dat de beste verdediging van Walcheren bestond in het doorsteken van de dijken. Zo had Monnet dan ook een samen- veegsel van gearresteerde deserteurs, Span jaarden, Pruisen, koloniale troepen en Ieren onder zich, tezamen een 4000 man. Een derde deel van hen lag in het hospitaal, want iedere vreemdeling op Walcheren werd er ziek. In 55

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1959 | | pagina 3