104
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
No. 4
In uiterste tegenstelling tot Heine's visi
oenen van verzonken steden staan de meest
nuchtere beschrijvingen van steden, dorpen of
dijken. De laatste zijn óf welbeplant óf fraai
of wel glibberig en beslijkt. Voor maanlicht
effecten is deze halve romanticus ternauwer
nood gevoelig; zo spreekt hij van een weg die
bij dag prachtig moet zijn maar die hij helaas
bij „duistere volle maan" moet berijden. Deze
maannacht blijft slechts in zijn herinnering
vanwege de vlooien dié haar „onaangenaam"
maken.
De meest lyrische passage die dit reisverhaal
bevat is het volgende, waarvan Heine wellicht
nog de humor zou gewaardeerd hebben:
Hierna haalden wij de dames af (zij zijn te Goes
teruggekeerd na een bezoek aan het kunstkabinet
van Hogendorps vriend Blaubeen, de heer Habber,
een tachtigjarige grijsaard gebracht te hebben, dat
zich te 's-Gravenpolder bevond) en wandelden naar
de sociëteit, waar wij ons bij eene goudvisschenkom
tusschen hoge populieren en treurwilgen nederzet-
teden om een tafeltje met Rhijnwijn gevuld. Wij
zagen hier de nette komediezaal en kolfbaan.
Tusschen het jonge nichtje en mij kwam door ver
meerdering van het gezelschap een zeer schoon
meisje te zitten, zijnde toevallig eene juffrouw van
der Burgh van Lichtenberg en dus met ons kwar
tier bekend.
Aangenaam was ons gesprek, aangenaam de
muzyk van de overzijde van den vijver door blaas
instrumenten gemaakt, aangenaam de illuminatie en
de schoone maneschijn; ten 9 ure keerden wij bij
Ds. Blaubeen, die ons een lekker souper gaf en
tot half twee hield. Terugkeerende vonden wij den
knecht voor de deur en de meid in een bloemen
mand slapende.
En Middelburg? Ziet de schrijver van de
Roos van Dekama gelijk Heine de pracht van
het Stadhuis en van de keizerbeelden die de
facade versieren? Neen: ziehier het nuchtere
beeld van de abdijstad die de reizigers reeds
in slechte stemming binnentreden:
Aan de overzijde (van het water tussen Noord
en Zuid-Beveland) gekomen namen wij een rijtuig
en reden met goede paarden over een straatweg tot
aan de poort van Middelburg, waar de Voerman
ons neerzette, daar hij ons niet verder brengen
wou omdat de verjaardag des konings nu gevierd
werd en er voetzoekers werden afgestoken. Zeer te
onvrede wandelden wij de stad in, vonden in het
logement van Oranje onze koffers derwaarts uit
Gorkum verzonden. Nu wees men ons eene kamer
met twee bedden aan, waar het naar gerooide vlas
stonk (het waren de nog niet gedroogde vloer
matten) en welke geen lucht ontfing dan door een
raam dat op een binnengang uitkwam.
De volgende dag worden burgemeester Van
Hogendorp en advocaat van Berlekom, aca
demievriend van Hogendorp bezocht bij wie
de maaltijd wordt gebruikt. Bij deze gelegen
heid neemt Van Lennep aanstoot hij was
toen nog in zijn „zware" tijd als aanhanger
van Da Costa aan diens verhalen over
„brasserijen en partijen", die hij zojuist had
meegemaakt en „waar niemand nuchter van
daan gekomen was". Vervolgens wordt de
Oosterkerk bezocht, waarvan hij de „met
smaak volvoerde lantaarn" bewondert en op
de kroonlijst staande en waardering heeft voor
„een uitzicht over schier geheel Walcheren",
maar ditmaal weer last had van de hitte.
Slechts de „aangename en hooge dreven"
van het op een half uur gaans „buiten de
poort gelegen" Steenhoeve, weten de wande
laars hun goede stemming te hergeven, maar
een donderbui, gevolgd door zware wind en
storm die „alles had doen schudden en kra
ken" wierp weer roet in het eten "Wel
maakt de bij de burgemeester ontmoete freule
van Boetselaar enige indruk op de licht ont
vlambare Ko (die in zijn hart reeds het beeld
droeg van de tien jaar oudere Henriette Roëll),
maar alles wat hij er ditmaal van zeggen kan
is dat hij goede Rhijnwijn dronk!
Van het droom-stadhuis geen spoor!
LEGENDE en werkelijkheid maar af
komstig van twee romantici. En al mag
van Lennep zich hier de nuchtere Hol
lander betonen, toch heeft ook hij in
Drenthe een oude toverheks ontmoet en
heeft Heine op zijn beurt het nuchterst op de
kennismaking met de toverachtige Broeken in
zijn Harzreise gereageerd.
In ons geval zou men dus kunnen consta
teren dat waar Heine nog bij het weldra
legendarische Zeeland hoort, Van Lennep
al rijp schijnt te zijn voor het Deltaplan.