Haken naar een gezicht op dingen van weleer No. 4 ZEEUWS TIJDSCHRIFT Af. P. de Bruin IJ durven er bijna niet meer mee aankomen, want hoe vaak is al gezegd dat het Deltaplan grote verande ringen voor land en volk van Zeeland met zich zal brengen. Wij vergeten dan misschien een ding, namelijk dat de ver anderingen van de laatste twintig jaren al zo groot waren, dat daar mee ook ons gezicht op de geschiedenis van Zeeland ingrijpend ge wijzigd is. Wij kunnen dit concluderen als wij de balans opmaken van hetgeen zo de laatste jaren op historisch gebied verschenen is. Deze balans wil niet anders zijn dan een ruwe schets in de trant van de zakenman die even wil weten hoe groot globaal zijn winst is. DE laatste afleveringen van het bekende werk van Van Empel en Pieters „Zee land door de eeuwen heen" sluiten een overzicht af, dat tot ca. 1938 voor zover mogelijk een verwerking van het gedrukte materiaal over de Zeeuwse historie biedt. De praktijk heeft de waarde van een dergelijk werk voldoende bewezen. In talrijke publi caties wordt naar dit werk verwezen. De doem echter die op dit soort werken rust, is het in betrekkelijk korte tijd verouderen. Met name geldt dit voor een provincie als Zee land. In de laatste twintig jaar is er zoveel in onze provincie gebeurd, dat alleen een kro niek over deze jaren tot een volumineus boek zou uitgroeien. De gevolgen van de oorlog hebben tegen welke prijs! ons gezicht op het verleden verdiept en tegelijk een aantal nieuwe vraagpunten opgeworpen. De ver woesting van Middelburg heeft ons inzicht verschaft in het ontstaan van deze stad als vluchtburg. De inundatie van Walcheren be vestigde hetgeen mej. Vlam in haar proef schrift over de omkering van het reliëf ge poneerd heeft. De uitkomsten van de kar- teringswerkzaamheden, neergelegd in de pu- blikatie van Bennema en Van der Meer, heb ben ons een scherper beeld gegeven van de genese van Walcheren. Alleen deze nieuwe „ontdekkingen" veranderden reeds het beeld door Van Empel en Pieters gegeven. De bodem verschafte ons verder gegevens over de Romeinse bewoning; er is naar ik meen geen eiland meer waar geen scherven uit dit tijdperk zijn gevonden. Sommige vondsten gaan nog veel verder terug, zo ver dat men zonder enige overdrijving over het grijze verleden kan spreken. Hoe de „Zeeu wen" in de vroege middeleeuwen geleefd hebben, is iets duidelijker geworden door de onderzoekingen in vlied- en stelbergen. Deze onderzoekingen hingen min of meer met de tijd zelf samen. We denken hierbij aan karte ringen en herverkavelingen. Afgezien daarvan is ook de stroom van het historisch onderzoek niet gestopt. Wanneer men is gaan bedijken en hoe men te werk ging zijn problemen waarop men een beter gezicht kreeg door het werk van mej. Gottschalk. Haar publikaties over Westelijk Zeeuwsch-Vlaanderen zijn voorbeeldig. Naar wij vernemen staan er weer Gentse studenten klaar haar werk naar het oosten uit te brei den en te verdiepen. Ook het middeleeuwse 105

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1959 | | pagina 17