ZEEUWS TIJDSCHRIFT
No. 4
doende de nadruk gelegd. Mede door het ont
breken van de agrarisch-soeiale voorlichting
is de nadruk, vooral ook voor de bevolking,
te veel gevallen op de financiële steun, niet
als middel, maar als doel.
Problemen.
HET is hier niet de plaats in te gaan op
de moeilijkheden van streekverbete-
ringswerk in het algemeen. In het bij
zonder op het terrein van de agrarisch-sociale
voorlichting zijn die er zeker, problemen zo
wel van theoretische als van praktische aard.
Het is voor de agrarische bevolking bijvoor
beeld vaak moeilijk te accepteren, dat deze
vorm van voorlichting bij gedachtenvorming
blijft staan en aan de oplossing van de vraag
stukken zo weinig kan doen.
Dit brengt ons op een moeilijkheid, die wel
de aandacht verdient. Het centrale probleem
van de Zak van Zuid-Beveland is zijn een
zijdige economische structuur met als gevolg
een dalende bevolking. Hiermee hangen dan
samen veroudering en een verschraling van het
voorzieningenniveau. Aan de oplossing van dit
centrale vraagstuk kan de streekverbetering in
haar huidige opzet weinig bijdragen. Daar het
echter door de bevolking zelf sterk wordt ge
voeld en zeker als van de grootste betekenis
wordt beschouwd, vormt dit een ernstige
grief tegen de streekverbetering. Bij enkelen
leeft zelfs de mening, dat herverkaveling en
streekverbetering, door een meer efficiënte
agrarische voortbrenging mogelijk te maken en
te propageren, de afvloeiing en dus de bevol
kingsdaling bevorderen.
Ook aan enkele andere vraagstukken, zoals
die van het dorps- en verenigingsleven en de
vrije-tijdsbesteding, kan de streekverbetering
in haar huidige opzet niet veel doen. Zij kan
niet voor outillage of kader zorgen.
Deze moeilijkheden vinden hun oorsprong
in het eenzijdige agrarische karakter van de
streekverbeteringen. Deze eenzijdigheid is
echter, gezien de nauwe relatie tussen land
bouw en platteland, ongewenst, veelal zelfs
onmogelijk. Men kan op het platteland zijn
bemoeiingen niet beperken tot boeren en land
arbeiders, omdat de grens tussen deze bevol
kingsgroepen en de overige plattelandsbevol
king niet scherp is te trekken. Vooral de
huishoudelijke en de sociale voorlichting die
nen zich over de gehele bevolking van een
gebied uit te strekken. Het is gebleken, dat
de eenzijdigheid van het streekverbeterings
werk in de Zak van Zuid-Beveland en de
geringe armslag van dit werk waar het wer
kelijke problemen van de streek betreft, door
de bevolking als een nadeel wordt ervaren.
Op de mogelijkheid tot een uitbouw van
het nu tot de landbouwsector beperkt blijven
de streekverbeteringswerk kan hier niet uit
voerig worden ingegaan. Deze uitbouw lijkt
in principe eenvoudig te verwezenlijken, door
in plaats van de agrarische streekverbeterings-
commissie een algemene streekcommissie in te
stellen, die alle sectoren omvat en waarin ook
de overheid vertegenwoordigd zou zijn. Voor
de verschillende bedrijfstakken zouden dan
werkgroepen ingesteld kunnen worden, waar
onder die voor de landbouw allicht de belang
rijkste zou zijn. De subcommissies voor huis
houdelijke en sociale voorlichting zouden
blijven bestaan, maar hun werkzaamheden
zouden nu de gehele bevolking moeten be
strijken. Zoals nu in het landbouwtechnische
en -huishoudelijke vlak zou ook bij de nieuwe
opzet financiële armslag voor het werk ge
geven moeten worden als noodzakelijk com
plement van voorlichting en onderzoek.
Er blijven wel een paar vragen over ten
aanzien van de nieuwere, bredere aanpak van
het streekverbeteringswerk. Wie de voorlich
ting moet geven, die nu door de agrarische
stands- en vakorganisaties wordt verzorgd en
hoe op hoger niveau, nl. bij de Rijksoverheid,
de coördinatie tot stand kan komen bijvoor
beeld. "Wij zullen op deze algemene vragen
hier geen antwoord kunnen geven. In de
praktijk is zeker een oplossing te vinden, zo
als in enkele gebieden (bijvoorbeeld de noord
west Veluwe) is gebleken.
Het gaat er hier slechts om, vanuit prak
tische Zeeuwse ervaring (want ook in Tholen
118