No. 4
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
zal het aangestipte probleem gaan gelden) te
wijzen op de gewenste uitbouw van het streek-
verbeteringswerk. Nu de provincie Zeeland
tot ontwikkelingsgebied is verklaard, lijkt
hierdoor mede een aansporing in deze richting
te bestaan. Ook zou het breder opgezette
streekwerk in onze provincie kunnen aanslui
ten bij de door het Economisch Technologisch
Instituut voor Zeeland geïnitieerde en gecoör
dineerde streekontwikkelingsplannen, die ont
staan door samenspel van gemeentebesturen
en diverse deskundigen. Deze plannen zullen
veelal resulteren in de instelling van een
streekontwikkelingscommissie, die evenals de
agrarische streekverbeteringscommissies ten
doel hebben het eigen particuliere initiatief
van de bevolking te stimuleren en te onder
steunen. Het is misschien mogelijk in het
oostelijk deel van Oost Zeeuwsch-Vlaanderen,
als daar de aangevraagde ruilverkavelingen
doorgang zullen vinden, tot een coördinatie te
komen.
Conclusie.
DE streekverbetering in de Zak van Zuid-
Beveland heeft ten doel op basis van
de verbeterde productieomstandighe
den welvaart en welzijn van de agrarische
bevolking in het gebied op een hoger niveau
te brengen. Men werkt hieraan op technisch-
economisch, huishoudelijk en sociaal terrein.
Vele nuttige werkzaamheden zijn of worden
verricht, onder leiding van een uit vertegen
woordigers van de agrarische bevolking be
staande streekverbetermgscommissie. Vooral
aanvankelijk heeft het om diverse redenen aan
medewerking van de bevolking ontbroken,
doch er is een kentering in dit opzicht aan
wezig. Niettemin valt te vrezen, dat na afloop
van de streekverbeteringsperiode de zelfwerk
zaamheid van de bevolking onvoldoende zal
zijn gestimuleerd. Dit is onder andere een
gevolg van de beperking van de streekver
betering tot de agrarische sector, waardoo
enkele grote problemen in de streek niet
kunnen worden aangepakt. Een verbreding
van het werkterrein lijkt daarom op zijn
plaats. Het zou echter onjuist zijn over het
huidige streekverbeteringswerk negatieve con
clusies te trekken. Rekening houdend met de
geringe ervaring met dit werk zijn in de Zak
van Zuid-Beveland zeker bevredigende resul
taten behaald of zullen zij nog worden bereikt.
Provinciale Stoombootdienst en
Mr. Ph. M. Schenkenberg van Mierop te Middel
burg zond ons de volgende uittreksels uit brieven van
de Gouverneur der Provincie Zeeland aan de Procu
reur-Crimineel in Zeeland.
18 april 1827.
Gouverneur der Provincie Zeeland aan Procureur-
Crimineel in Zeeland.
Het gaat over het opknappen van een arrestanten
lokaal in Breskens; dit is wellicht niet meer nodig,
immers: „Het zoo ik mij vleije binnen eenige maanden
in de vaart brengen van eene stoomboot als vervoer
middel op het veer tusschen Vlissingen en Breskens
zal de communicatie tusschen het le en 4e district
zeer bespoedigen en gemakkelijk maken en ook de
geregelde overbrenging van gevangenen bevorderen.
waardoor aan dit veer de vertraging en het opont
houd zullen weggenomen zijn die tot de daarstelling
Zeeuwsch-Vlaamse arrestanten
van het voorz. lokaal voornamelijk aanleiding hebben
gegeven."
Rijksarchief in Zeeland. Rechterlijke Archieven 1796-1838,
no. 1374, jaar 1827, brief no. 6.
9 september 1829.
Gouverneur aan Procureur-Crimineel.
De Gouverneur schrijft dat: „De dienst op het veer
tussen Breskens en Vlissingen zelfs na het in de vaart
brengen der stoomboot niet zoodanig kunnende gere
geld worden, dat op eiken oogenblik van den dag het
veer kan worden gepasseerd" (met andere woorden,
dat het handhaven van het gebouw te Breskens als
depot niet zonder grond is).
Hij vindt echter de bezwaren tegen de dienst toch
wel veel verminderd: „als men in aanmerking neemt,
dat de stoomboot tenminste eens daags de reis heen en
weder doet."
Rijksarchief in Zeeland. Rechterlijke Archieven 1796-1838,
no. 1373, jaar 1829, brief no. 14.
119