ZEEUWS TIJDSCHRIFT
No. 4
Kievit.
Tureluur.
Oeverloper.
Hij scheen er de vracht aan te hebben, moest
hem even wat steviger aanvatten. Dan ver
dween hij in rechte lijn over het weiland naar
de grote meidoornstruiken ginds ver, waar
waarschijnlijk zijn nest was. De dikke kever
was zeker voor het broedende wijfje bestemd.
Vlug maakte ik de camera gereed en stelde
in op het paaltje. In de loop der jaren had
ik een apparaat geknutseld, met behulp waar
van ik de sluiter kon ontspannen door slui
ting van de elektrische stroom. Ik had maar
op de knop te drukken. Gezien de makheid
van de vogel, had ik het snoer slechts enige
meters te ontrollen en zou maar wat heen en
weer wandelen met de contactknop in de
hand. Niet nodig, want daar zat hij alweer
op zijn paal, doodstil.
Meteen was hij gekiekt. Om de tik maalde
hij niet. Weer dook hij naar de grond en
vloog weer met een dikke mestkever weg. Nu
begreep ik zijn gehechtheid aan dat paaltje.
Het was zijn uitkijkpost en het ruggetje van
stijf geworden modder uit de vorige winter
gedolven sloot zijn voorraadschuur.
Het elektrisch werkende sluiter apparaat
opende, vooral voor de vogelfotografie, ge
heel nieuwe perspectieven. Ten eerste viel
het bezwaar van afstand weg, maar van
veel groter betekenis was het, dat ik de vo
gels zichzelf kon laten kieken, door ze te
laten trappen op contacten, door de pool-
draden met het sluiterapparaat verbonden en
gelegd of bevestigd op de plaats, waar ze
komen moesten of allicht zouden. Voorwaar
den zouden zijn: zich langzaam bewegende
vogels en een snelle sluiter. Deze automatische
methode zou me in staat stellen foto's van de
trekvogels te verkrijgen, die, door hun niet
gebonden zijn aan enigerlei plaats, vooralsnog
vrijwel niet te fotograferen waren. Vergeten
we niet, dat de vogelfotografie toentertijd nog
in de kinderschoenen stond.
Voor experimenten als deze was het weeltje
de ideale plaats. Het ganse jaar door toch
liepen er vogels te azen langs de slibrandjes
van de vlakke oever, trekvogels en andere.
In de eerste helft van mei wemelde het er
soms van de trekkers, die, op weg naar de
Noordelijk gelegen broedplaatsen, korter of